voor God, blooshoofs in school te komme... God zal 't ze vergeve... omein-wie-omein.'
De jongens, na rumoerig uit en in de banken klauteren, zaten weer, hun petten nu op, en 't was of nu eigenlijk pas goed hun oproerige stemming naar bovenleefde, of ze nu pas bereid waren tot de uitvoering van hun boosaardige afspraak.
In de voorste bank zaten de meisjes. Ze hadden van 't jongens-gedoe niets begrepen en keken verbaasd rond en mekaar aan. 't Zusje van Izakkie keerde zich naar haar broer om, vroeg, met sissende fluisterstem... 'wat-is-er, wat doe-jullie...?'
'Ach, niks meid,' snauwde de jongen, hoog... 'jullie hebbe d'r niet mee te make, de jonges enkeld.'
Op de andere banken was gegiechel, gefluister, werden afspraakjes gemaakt, streekjes beraamd tegen de Rebbe. De jongens, zichzelf en mekaar opwindend, lachten overluid ... sprongen half overeind in de banken, trokken mekaar bij de buisjes, bij de haren, kietelden mekaar in de hals. Lewietje, die óók wat doen wou, kneedde een balletje stopverf, mikte 't tegen Sammie z'n neus en dat gaf een uitbarsting van luid, zenuwachtig lachen. De tegenwoordigheid van de Rebbe schenen ze vergeten te hebben.
Verwezen, telkens maar frommelend aan z'n fluwelen kalotje, stond die naast de leunstoel, 'n Paar maal deed-ie 'n stap of wat vooruit naar de banken met tierende jongens, week besluiteloos, prevelend in zichzelf, weer terug. Maar dan greep hij met resoluut gebaar naar een dikke, bruine knoeststok, op de tafel en hevig 't wrakke blad ermee bebeukend, krijste hij, helemaal uit z'n zelfbeheersing... 'stilte... stilte.'
Er kwam even rust. De jongens vielen terug in hun banken... na 't lawaai van even te voren was 't betrekkelijk stil.
'Bê-jullie gèk... bê-jullie gèk,' stamelde de Rebbe buiten zichzelf... 'is dat 'n gedrag in school.'
Jaap mompelde wat.
'Hê... hè...,' driftigde de oude... 'wat heb-je, zeg öp...'
'Ik zèg,' antwoordde de jongen, wat schuw om 't on-20