Maar hun jongens-natuur, hun oproerige stemming, verhoogd door Brams prikkelend-brutaal voorbeeld hielden de overhand en allemaal liepen ze nu naar de kapstokken, hingen er hun petten op, de kleintjes ook, omdat de groten voorgingen.
Wat onrustig waren ze nu toch wel en vreemdvoelend als iets bijzonders 't ongedekt zijn van hun hoofden op 'n plaats, waar de ritus het tegendeel wilde, wachtten ze nu de komst van de Rebbe, die na 't sluiten van de buitendeur in de kerkekamer z'n handen wies vóór 't binnenkomen.
Nu hoorden ze 'm met de zachte stap van z'n vilten pantoffels aankomen en dan was hij binnen.
En op eenmaal verdween van z'n vredig, oud gezicht de vriendelijk-zachtmoedige uitdrukking..., ontsteld staarden de ietwat doffe, als omsluierde ogen naar de jongens, opende zich in uiterste verbazing de mond en van de kinderen gleed z'n blik naar de petten aan de houten knoppen.
En hij stamelde wat, verwarde klanken van ontzetting over dat zó ongehoorde... z'n bevende, bruine hand schoof zenuwachtig 't zwart-fluwelen kalotje op de kale kruin naar achter, dan vroeg hij... niet vertoornd... alleen hevig-ontdaan:
'... Wat moet dat... wat betekent dat?' Er was even een angstige stilte, die niemand durfde te verbreken met een antwoord en niemand ook lachte. Tot Bram, brutaal, riep:
'Nou... 't is hier toch een school... en in 't school zet-je je pet af.'
Zegevierend zag-ie rond. En Jaap, rooie Jozef, Daan-tje vielen nu bij, trachtten hun verlegenheid te maskeren onder brutaliteit: 'Wel-ja... 't Is hier een school... we moeten hier lere... noü... dan zette we ook onze pette af.'
Maar zonder 't bevel daartoe af te wachten, stonden ze toch al op om ze weer terug te nemen, eigenlijk blij, omdat ze dat wel wat heel erg vonden; in hun brutaal roepen van daareven had al 'n ondertoontje van spijt geklonken.
'Wat 'n jonges... wat 'n jonges...' mompelde de Rebbe in zichzelf, hoofdschuddend... 'wat 'n neweire
19