waarop Geert brood-snêe, lachte knipogend tegen Japie, maar hij loerde meteen naar de meid ook, zei plots... 'hè, hè... Géért, niet zo hompe... en asjeblief wat meer boter.'
'Gos-liefe-kristus,' begon werktuiglijk de meid, maar de moeder onderbrak.
'Geert, meid, vloek toch niet zo. 't Ligt je kepleet vooran in je mond. Vandaag-morrege doene ze 't na... D'r vader moes-'t-horen. 'k Hou me hart vast.'
Geert, gepikeerd, dat ze waar de jongens bij waren, beknord werd, mopperde voor zich heen... 'zukke blage ook...' Meteen veegde ze, snuffelend met veel lawaai d'r natte stompneus schoon met 'n slip van 'r schort.
'Lékker...,' critiseerde Japie.
'Lewietje...,' bedilde Geert... 'asseblièf hoor... korsies opete... krummels ben ook brood, zeg ikke maar...'
'Mit suiker dan,' vroeg Lewietje... z'n bordje naar 't theeblad schuivend. Dat dee Geert inenen aan de thee denken.
'Gors... juffrouw,' schrok ze op, 't Gos-liefe-kristus haastig verslikkend... 'je thee mens.' En toen getroffen door 't feit, dat de moeder niet eens, ziende dat 't druk-liep, om 'r kopje thee had gevraagd, vermaande ze de drie jongens om de tafel... 'as jullie hallef so was as-je moeder...' doch plots ontwarend dat Lewietje sluiks van de suiker snoepte en Bram de boter 'n vingerdik op z'n boterham lei, onhandig spittend uit 't vlootje, snauwde ze woedend... 'maar jullie binne allemaal van een boze natuur... as ons' domenie seit...'
Japie lachte luidkeels... 'Jouw domenee weer er niks van, hoor... onze meester die zeit... de natuur is altoos goed... waar blijf jij nou mit je boze natuur?'
'Da's krek wat anders,' debatteerde Geert, in zwakke tegenspraak, voelend dat de jongen haar nam.
De moeder maakte een eind aan 't gekrakeel...
'Ga nou na school jonges... was eerst jullie handen en doe je moeder geen verdriet an.'
Bram vertrok koppig-mokkend z'n mond, maar Japie was toch weer even getroffen en hij keerde zich nog eens om naar z'n moeder.
13