te... greep 'r mennend bij de oren... huup, pèrd...
'Za-je... za-je,' brieste de meid, op-steigerend om Loewietje te doen vallen... ga-je of 'k sa-je mit de dwail...'
De anderen sprongen om haar heen, klapten in de handen, spoorden hun broertje aan... 'houd-er Lewie... houd-er Wietje... hou vast-jong...' Dan met een sprong, zat Japie boven op de tafel, dat de dingen op 't theeblad tegenmekaar klakkerden... en Bram, om 'm te plagen, trachtte de tafel te kantelen, dat de poten al wrikten op de natte vloer.
De moeder zuchtte alweer, en daarop vatte Geert vlam...
'Jullie ape...,' raasde ze, 'lefemakers... wacht... wacht... Gos-liefe-kristus, jónge, ga van me rug... Kom, Japie, set jai nou-eris klaar voor broodje-ete... as-e־jonge... jai bin toch de ouste...'
Jaap wipte van de tafel, maar hij ging eerst naar z'n moeders stoel, leunde ertegen aan, vleide: 'Magge we dan strakkies vlieger-oplate... ? De hele klas gaat...' En, bedachtzaam oudst-broertje, voegde hij er bij... "k Zal Bram en Wietje wel meenemen, dan ben-u meteen van ze af...'
De moeder hoofdschudde over zoveel onnadenkendheid.
'En jullie school dan, jonge?' nadrukte ze... 'de Rebbe zal jullie zien ankomme...'
'Hè-god,' kwam Bram nijdig, geprikkeld... 'dat lamme Jode-school toch altijd... Nèt kom-je uit et gewone, mot je daar weer heen, na dat hok...'
Lewietje, van Geerts rug afgegleden, kwam er nu ook bijstaan en Japie vleide:
'Hè, moek... toe-nou... voor één keertje... la-me-nou eris... Wat leer je op dat Jodeschool... Net niks...'
'De Rebbe moes-jullie hore,' bestrafte de moeder. 'Hij mag 't hore,' kregelde Bram... 'je leert er ommers niks... nooit eris wat aardigs... as teminste nog op et gewone... altijd maar dat suffe vertale en die dooie gebede...'
'Nou... en jullie gaat, hoor... 'k ben niet verant-10