Pietje deelde de theekopjes uit, bracht ook de Joden-meissies hun kommetjes, 't Zwarte nest nam 't aan met vies liptrekken, maar bij 't rossige stunteltje bleef Pietje even staan, 't strelend over de slappe wangen. Racheltje was Pietjes lieveling en 't deed haar goeie hart zeer, 't schaap daar te zien zitten in de tochthoek en met 'r zere oogies 't verst van de lamp. Onder de invloed dier tedere sentimenten waren haar revolutionaire égalité-ideeën sterker dan ooit.
Toen tante Mietje ook haar kopje had, ingehouden genietend met fijne slurpteugjes, tikte Pietje tegen de glazen deur, die naar 't achterhuis toegang gaf en riep:
'Gerrit, kom je nóu...?'
Geklop en zwak geneurie van achter hield op en even later loerde Gerrit, met ook al dronkemansoogjes in een koddig, half-clown, half-dominee-bakkes, de kamer in. Daar hij kasten- en lijstenmaker van beroep was, voerde hij een zuur-scherp terpentijnluchtje mee en was z'n slobberige Engels-leren broek glad en vettig .
'Nou Pietje, me lieve Piet,' grinnikte hij naar bocheltje, met geknipoog tegen de grote meiden, 'wat mót-je van me?'
'Dat weet je heel best, Gerrit,' verweet Pietje, "k het je toch ommers venochend al gevraagd, of je d'r bij wou weze...'
'Ja,' gewichtigde hoofdknikkend tante Mietje uit de kachelhoek, 'daar hê-we manshulp bij nodig...'
De naaimeissies, die dikwijls met succes speculeerden op Gerrits dronkemans-lolligheid, om 'm centen voor balletjes en koek-snoep af te bedelen, begonnen giechelig te flemen:
Gèrrit... Gèrrit... tracteer je... op taaie... Ach-nee-kind... Gerrit tracteert op koekkrummels, hè... Gerrit... drie cente koekkrummels... zo'n zak maide... je vin-er halleve koekies in... hele brokke suiker... nou Gerrit... geef dan op...
Vinnig-voor-haar-doen kwam bochel-Pietje tussenbeide, verbood 't gekwetter. Eigenlijk — al wou ze 't niet weten - was ze jaloers, Gerret keek er al veel te veel naar de meissies, nou tot daaraan toe, 't was een jonge man, heel wat jonger dan zijzelf, maar in haar eigen school,
98