tinctieven. Gelijktijdig bracht de ‘tweede Renaissance', de achttiende eeuw, het classicisme met wat er mee samenhangt, in de mode, en het grote distinctief, de briljantste demonstratie van het Bezit, werd de ‘Reis naar Italië’, werd gaandeweg het reizen in het algemeen. Geen achttiende-eeuws humorist of hij heeft met de ‘monkeroni’ (samenvatting van ‘monkey’ en ‘maccaroni’) de draak gestoken, Sheridan in de eerste plaats, maar geen achttiende-eeuws genie of talent van bur-ger-afkomst dan ook, dat niet onder de onverdragelijke verwaandheid en pedanterie der monkeroni’s heeft gezucht.
Zo werd de ‘Man van Smaak’ gevormd, die wc maar al te goed kennen uit onze vaderlandse literatuur, in het bezit waarvan we ons trouwens nog steeds mogen verheugen en van wie Samuel Butler, in zijn reeds genoemd boek The I Vay of all Flesb, misschien de laatste en geenszins de slechtste karikatuur heeft gegeven in de persoon van de heer George Pontifex, die in zijn jeugd over Zwitserland naar Italië reisde, precies waar het pas gaf ‘Gods majesteit in de natuur onderging’, altijd voor de rechte kunstwerken ‘stond uren lang in aanbidding verzonken’, ‘de’ reprodukties en kopieën mee naar huis bracht en voor de rest een domme, geborneerde, brutale en nuchtere duitenpletter was.
Reizen in het algemeen verloor allengs zijn betekenis als distinctief, toen de kostbare en omslachtige reiswagens plaats maakten voor vlugger en goedkoper vervoermiddelen, maar bleef toch genoeg geld en vrije tijd vereisen, om dienst te doen als blijk van ‘beschaving’, tot in de allerlaatste tijd. En daarom is nu het distinctief ‘ik heb in het buitenland gereisd’ vervangen door ‘ik heb in het buitenland waardig, beschaafd en ingetogen gereisd’, en daarom werden een mens een tijdlang de oren doof gereld met de klacht dat ‘het peil der reizigers’ zo jammerlijk was gedaald.
De deftige reiziger van weleer hield een reisjournaal bij — soms krijgt men nog weleens zo’n ‘reisboek van Grootpapa’, met eerbied bewaard in het familiearchief, in handen; het zijn monumenten van pompeuze onbenulligheid, de ontboezemingen van George Pontifex — en moest dus voor het minst kunnen lezen en schrijven. Deze kundigheden werden op hun beurt
95