tie der) democratie opgetreden is, dan is alles voor geld te koop, dan wordt elk nieuw distinctief van onderop belaagd, beloerd, veroverd, dan begint de luguber-komieke jacht, die ons huidig leven te zien geeft, dan moet er dagelijks, als het wachtwoord in het kamp, een nieuw distinctief worden uitgedacht, daar dat van gisteren reeds door het vulgus is gecommuniceerd.
Elke dag een nieuw ‘Sjibbolet’ opdat althans één dag de ‘elite’ alleen de Jordaan overtrekke. Wat nu nog gedistingeerd (een distinctief!) is, zal over een uur commun zijn. Elk ding is goed, als het maar zichtbaar is, als men het iemand maar kan aan-zien, zodat het hem aanzien-lijk maakt. Het behoeft niet redelijk, niet verstandig, niet mooi, niet gezond, niet aangenaam en niet gemakkelijk te zijn, maar wel liefst duur, zeldzaam en gecompliceerd, d. w. z. heel moeilijk na te apen. Aan het verloochenen van de Kastedrift danken we de dolzinnige luxe, de mode-mallemolen van onze tijd. De fantasie raakt uitgeput, als in een tredmolen zweept haar de Distinctiedrift: Geef mij iets dat mij aanzienlijk maakt, dat mij tegelijk behoedt tegen excentriciteit en... communisme, dat mijn Distinctiedrift en mijn Eenvormigheidsdrift gelijkelijk bevredigt, en geef mij elke seconde iets nieuws.
En nu begint het. De meid draagt haar horloge om haar pols, Mevrouw speldt het op haar boezem, de meid speldt het op haar boezem, Mevrouw hangt het om haar hals, de meid hangt het om haar hals, Mevrouw draagt het weer om haar pols. De kinderen van de visvrouw zeggen Moeder, Me-vrouws kinderen zeggen Moe, de kinderen van de visvrouw zeggen Moe, Mevrouws kinderen zeggen Ma, de kinderen van de visvrouw zeggen Ma, en Mevrouws kinderen zeggen weer Moeder.
De drift naar Bezit is allerminst een uitbreiding van de Nooddruft, doch gaat, als drift naar Distinctie, onverminderd door, ook waar van nooddruft en onzekerheid geen sprake meer is, en is, als dagelijkse bevrediging van de Levensdrift, onverzadelijk. Men spreekt over ‘de toekomst van de kinderen’, men maakt het Familie-Fortuin hier tot een entiteit, ginds zelfs tot een heiligdom, op de bodem van alles is de
86