kudde-mens zo belangrijke zaak als het huwelijk. Nergens in de literatuur wordt de ‘noodlottige liefde’ tussen personen van verschillende landaard, maar overal die tussen personen van verschillende kasten als tragisch motief aangetroffen. Het verschil in nationaliteit is volmaakt onbetekenend, het verschil in religie door ‘bekering’ onmiddellijk uit de weg te ruimen (‘Paris vaut bien une rnesse’) maar het verschil van kaste (‘geboorte’) is onoverkomelijk. De vorsten gaan hierin voor, zij trouwen in de kaste der aanzienlijksten, niet in ‘hun volk’. ‘Hun volk’ bestaat trouwens niet en zou nog niet bestaan, al bestond er zo iets als ‘een volk’. ‘Le roi c’est 1’Etranger’ — wist reeds Michelet, die toch nog in ‘eigen’ en ‘vreemd’ onderscheidde. Om deze dingen te verbloemen, introduceert men dan kinderachtigheid)es over ‘tweede vaderlanden’, die dan weer met de theorie van ‘unité de sang’ in flagrante strijd zijn.
Kerken en kasten zijn internationaal, kasten zouden universeel mogen heten, zozeer blijken overal de distinctieven, bij alle schijn van verschil, gelijk van aard.
En hier komt nu duidelijk uit het ondoordachte, het op louter schijn gebaseerde der definitie ‘Vieleinigkeit entgegen-gesetzter Interessen’, door Hegel en zijn scherpzinnigste discipelen van de Staat gegeven. De ‘entgegengesetzte Interessen’ der kasten gaan de landsgrenzen volmaakt te buiten, worden door de landsgrenzen doorsneden, doorstippeld, deze zijn metterdaad fictief. Fictief als de evenaar. Zoals de olijke kapitein van de mailboot een haar in de verrekijker plakt, om het onnozele burgerdametje de evenaar te laten zien, zo zien wij de landpalen en onze onnozelheid vliegt er in.
Niet de bijenkorf is een ‘Vieleinigkeit...’, maar het bijen-bestaan over de ganse aarde vertoont die kaste-indeling, die Vieleinigkeit, waartegenover de indeling in korven een incidenteel, een fictief karakter draagt. Aldus is de verhouding van Staat en Kaste.
De in ‘tijd-van-nood’ te constateren ‘opleving der nationale gevoelens’ in ‘algemene verbroedering’ schijnt hiervan de weerlegging. In het algemeen is een beroep op handelingen en gevoelens in tijd van nood bedenkelijk. Men bedient zieb wel ervan, om te bewijzen, daar immers zelfs zogenaamde
82