spalt deel. Redelijkheid en zedelijkheid enerzijds zijn gelijkgerechtigd aan, gelijkwegend met redeloosheid en zedeloosheid anderzijds. Sommige individuen zijn tot de wijsheid, anderen tot de zotheid geroepen, sommigen tot het recht, anderen tot het onrecht, doch ze kunnen krachtens het zoeven gezegde daarin gelijkwaardig zijn. Deze rol van de mens in de Tweespalt buiten zijn weten door hem voltrokken, kan vergeleken w’orden met de beweging van de aarde in de ruimte. Hier is hij slechts factor en zijn persoonlijkheid doet in die plaatsbepaling nog niet mee.
Zijn tweede rol speelt de mens door de werkingen van zijn intelligentie en de impulsen van zijn zedelijk bewustzijn, deze rol is te vergelijken met de zelf-wenteling van de aarde.
De fundamentele gelijkwegendheid nu tussen Goed en Wijs enerzijds, Slecht en Zot anderzijds, hoe zeer ook voor het gerijpt begrip onontkenbaar, kan door de mens niet worden aanvaard.
De immanente voorkeur voor het zinvolle boven het zinledige, voor recht boven onrecht is van altijd en van overal.
Ten onrechte stellen de beoefenaars der zogeheten exacte wetenschappen het voor alsof ethische waarderingen wisselen met tijd en plaats. Allerminst. Het zogeheten ‘exacte’, het ‘aangetoonde’ en ‘bewezene’, heeft zich in de loop der tijden wankeler en wisselvalliger getoond dan de morele waardebepalingen.
Immers overal en altijd werd en wordt het onderscheid tussen beter en slechter gelegd in het min of meer overwegen van de Ik-drift, van de Levensdrift, en overal is het vermogen die Ik-drift te overwinnen geïdentificeerd met zedelijke waarde. Het oiler, de zelf-opoffering, de zelfverloochening (d. i.: zelfontkenning, tegendeel der zelfbevestiging) vormt de essentie van elke religie. Mogen ook de objecten der offervaardigheid wisselen, deze zelf is het onveranderlijk zedelijk criterium. De ‘dappere’ die het lijf waagt, wordt hoger geëerd dan de ‘laffe’ die het bergt. Ook de ‘gemene man’ uit zijn voorkeur voor het goede en eerlijke boven het slechte en leugenachtige, al is het dan maar in de eisen die hij anderen stelt. Zelfs de schijnheiligheid heet terecht een hulde aan de deugd. De zogenaamde
3