dichter en wijsgeer verstaan. Het gangbare onderscheid tussen de ‘correct’-geheten zogenaamd ‘letterlijke’, maar niet-schone, en de artistieke vertaling is volkomen fictief, en vindt zijn ontstaan in de dwaling, speciaal der classici, dat men ‘letterlijk’ vertalend, toch iets redelijks te voorschijn kan brengen. Een vertaling die niet tegelijk mooi is, kan niet ‘correct’ zijn, tenzij men beweert dat de auteur als een keukenmeid schreef, maar dat is gewoonlijk de bedoeling niet. Wat men een ‘letterlijke’ vertaling noemt, is tenslotte het best te vergelijken met de parafrase, die een schooljongen van Vondel zou geven.
Niet altijd is die eis, dat de taal tegelijk neutraal, in zekere zin kleurloos, én rijk genuanceerd moet zijn,— zich licht moet laten ecarteren en toch een onuitwisbaar beeld in het geheugen stempelen —even gemakkelijk te vervullen. Bijzondere moeilijkheden levert bijv. het gebruik van dialect, als karakteristiek van een persoon uit een bepaald gewest bedoeld. Vroeger brak men zich daar het hoofd niet mee, in die goede oude tijd lieten letterkundigen Faust over het Handelsblad spreken en in The Rivals de mensen wedden om een ‘fijne fles’. Men vertaalde eigennamen, noemde een Normandiër een Geldersman en liet hem dan ook maar Gelders spreken. Op het schutblad kwam te staan: ‘Naar het Frans’. Algemeen wordt nu wel gevoeld, dat het zo niet gaat. Het afwijkende en opvallende van dialect maakt het zo gewenste ecarteren tot een onmogelijkheid, het associeert zich noodzakelijk met een bepaalde streek van dit land en wekt dus de dwaze voorstelling dat die Engelsen in de Betuwe wonen! Het middel, om hieraan tegemoet te komen, is het vermijden van elk bestaand dialect, men fabriceert zich voor de gelegenheid een fantasie-dialect en gebruikt dat zo spaarzaam mogelijk. Dezelfde moeilijkheid doet zich voor met spraakeigen-aardighcden, die in het uitheemse op iets anders wijzen dan hier. Zo het weglaten van de h, waarmee de Engelse auteur de stadsplebejer karakteriseert, doch dat in Holland alleen boeren uit bepaalde streken eigen is. Persoonsnamen en plaatsnamen moeten niet vertaald worden, ze zouden zich als Hollands veel meer opdringen, veel minder gemakkelijk laten ecarteren. Titels, waarmee personen worden aangesproken, zullen ook meestal onveranderd moeten worden overgenomen —, men moet