voortdurend het bombastische als verheven, het larmoyante als het ontroerde, de holste klinkklank als ‘taalmuziek’ kunnen introduceren, indien de mensen zich niet wijselijk op hun autoriteiten, hierin als in elk gebied, plachten te verlaten. Maar ook binnen die kleine kring kan men elk ogenblik dupe van mystificaties worden. Waar nu reeds bet onderscheiden in literatuur van eigen tijd en eigen taal zo netelig is en zo moeilijk valt, daar kan toch eigenlijk tegenover andere tijden en andere talen nooit van een oordeel, dat die naam mag dragen, sprake zijn. Is er dan ook wel iets vermakelijkers dan allerlei heren en dames te horen uithalen over het ‘mooie Frans’ van die een en het ‘voortreffelijk Engels’ van die ander? Dat ook de ‘bevoegden’ zich niet voortdurend op de meest compromittante wijze in de vingers snijden, komt eenvoudig hierdoor, dat de uitheemse literatuur nooit anders dan onder het sterke geleide der uitheemse ‘bevoegden’ tot ons komt, zodat de ‘preconceived idea’ al voldoende is, om ons in de algemene verrukking of verbazing te doen delen. Dit geldt uiteraard het meest van lyrische poëzie en wellicht het minst van de overwegend intellectuele literatuur. Maar zelfs in de beoordeling daarvan blijft veel te gissen en te benaderen. De openbaring van ‘Verstand und rechter Sinn’ in auteurs als Galsworthy en Anatole France wekt de verwachting op, dat ze ook ten opzichte van het fijnere taalgebruik wel het juiste onderscheidingsvermogen zullen bezitten, maar strikte zekerheid is hier niet te verkrijgen. Dat de bevoegdheidskwestie ten opzichte van het uitheemse veel van haar scherpte en bitterheid verliest, komt hieruit voort, dat we daarin tenslotte niet zelf kiezen, ook zwijgen hier belang en ijdelheid en de distinctiedrift, de struggle voor het ‘high life’ van de roem.
Onlangs las iemand mij een en ander voor uit het oude reisjournaal van een man-van-smaak naar de trant van Geor-ge Pontifex. Het relaas was opgesierd met poëtische ontboezemingen, Hollandse en Franse. Wat hadden we een plezier om die Hollandse rijmelarijen. Dat was de klapperman in eigen persoon! Maar nu de Franse. Ik had voor de aardigheid gewild, dat ze zonder ‘gewapend geleide’ op onze critici losgelaten waren. En toch kunnen ze niet anders dan van hetzelfde of nog