daardoor storend werkt.1 Ten tweede vermijdt hij het ‘afgezaagde’ woord, omdat het, óf niet vermag, de voor die klank afgestompte lezer de ziel van de dichter binnen te voeren, óf wel als een onaangename reuk met zich draagt de atmosfeer, waartoe het afdaalde. Tussen de beide uitersten van excentriciteit en afgezaagdheid beweegt zich het dichterlijk woord, maar de als ‘afgezaagd’ verworpen woorden kunnen en zullen op hun tijd gerehabiliteerd worden.
Om al deze bekommeringen zal de dichter weinig kunnen bijdragen tot taalvernieuwing en taalverredelijking en zal hij woorden, waarvan hij inziet, dat ze ten onrechte als germanismen of om andere redenen geweerd worden, toch meestal niet in bescherming kunnen nemen, op grond van de harmonie-ver-storende werking, die er nu eenmaal van ze uitgaat.
Welbeschouwd valt dit te bejammeren. Want juist van de ‘letterkundige’ zou een machtige weerstreving kunnen uitgaan tegen het onzuiver en onzinnig drijven van het nationalistisch purisme. Hij zou de massa kunnen ‘dwingen in te gaan’, te accepteren wat eeuwen lang is geaccepteerd, het logisch, het natuurlijk proces van taalvermenging en taalverevening. Maar daartoe moest hij, behalve het richtig inzicht in deze dingen, een grote macht hebben en een groot gezag, als een Shaw, als een Anatole France. Dan zou ook de ‘taalgevoelige’ spoedig ervaren dat zijn afkeer niet gericht was tegen bepaalde woorden, maar tegen de mentaliteit, waarvan hun gebruik getuigde. Een groot auteur kan elk woord rehabiliteren, als juist, zuiver en schoon doen voelen!
Zoals het nu is, draaien de dingen in een cirkel. De taalvorsers nemen in hun woordenboeken als ‘zuivere taal’ wat ze bij de vooraanstaande auteurs gevonden hebben, en de auteurs bedienen zich ervan, omdat ze weten, dat het hun lezers als ‘zuiver’ aandoet.
r. Ik noem nog het geval van de criticus, die Maupassant een ‘succulent’ verteller noemt, om het afgezaagde ‘sappig’ te vermijden. De lezer stuit op het vreemde woord, vertaalt het, bemerkt dat het... sappig betekent, en voelt zich natuurlijk gehinderd door de humbug.
206