perioden, o. a. van Socrates, uit het Evangelie, van Luther en van Desmoulins. Zo sterk is het instinct dat stichten beter is dan slopen, en toch ligt hieraan geen gemotiveerd oordeel, slechts een ‘inblazing van de Levensdrift’ ten grondslag. Een redeloze inblazing — immers alles wat diezelfde geesten boven alles zochten, Recht en Zin, draagt de ontbinding en de opheffing in zich, is Synthese, is doodsbestreving. Ook de hedendaagse intellectuele revolutionairen hebben op de oude beschuldiging geen ander antwoord dan de oude drogredenen.
Slaagt dus de ‘positivist’ er in aan te tonen dat de wijsbegeerte is in haar aard ‘dangereux’ en ‘stérile’ — en hij slaagt er in, want zij is dit, ten opzichte van het maatschappelijke en het nuttige — dan heeft de grote massa geen verder argument meer nodig om in eigen ontoegankelijkheid als in een verstandig en prijzenswaardig standpunt te geloven. Doch ook hun die de wijsbegeerte heten te beoefenen, blaast de Levensdrift als onwrikbare vanzelfsprekendheid in dat ze, zal ze raison d’être hebben, ergens toe heeft te dienen. Of men het weten wil of niet, nog immer geldt het oude Roomse beginsel dat de wijsbegeerte de dienstmaagd is van de theologie. Het voortdurend duidelijk waar te nemen vertheologiscren en verethi-seren van de wijsbegeerte is een tweede symptoom van vertroebeling der Rede door de Levensdrift. Immers het rechtzinnig denken is als ontbinden (onderscheiden) en opheffen, de zelf-inkeer des Absoluten, terwijl de dienende zogeheten wijsbegeerte óf als richtsnoer ethische óf als ‘geloofsverzekerd-heid’ religieuze stelligheid belooft.
Aldus blaast de Levensdrift de mens de liefde tot de affirmatie, tot het ‘stichtelijke’, de haat tegen de negatie, tegen het ‘afbrekende’ in —tegelijk echter roert zich in hem het Denken en legt eigen werkzaamheid onverbiddelijk als opheffing bloot. Het verwarrende is dat hij ook dat denken in zich zelf als ‘verheven’ en ‘edel’ gewaar wordt. Alle mogelijke theologische systemen zijn het resultaat dier innerlijke wankelheid, dier fundamentele verwarring.
Ze kunnen de Rede niet ontberen en ze kunnen de Rede niet volgen. Het ‘beginsel’ van de ‘christen-filosoof’ uit Spi-noza’s tijd: ‘Ik bouw op de Rede, totdat de Rede in strijd
16