zelfwerkzaam gedacht. Men kan nu niet meer spreken van ‘ons uw gastvrije woning aanbieden’ —, een woning die men ‘aanbiedt’ is, niet gepersonifieerd, niet zelfwerkzaam gedacht, een andere woning dan een ‘gastvrije’ woning. De voor fijne differentiaties gevoelige houdt hiermee rekening en laat dit uitkomen in zijn taalgebruik. De onvatbare is dit alles niets. Voor zijn vage, ononderscheiden, onklare gedachten is het grove ononderscheidend cliché van de gemeenplaats volkomen toereikend. Wiens geest gemeenplaats is, diens taal is ook gemeenplaats. Zo wijst inderdaad het geringste overleg in het taalgebruik op een zekere graad van intelligentie, en daarom juist is het, zelfs in die geringe mate, zo schaars.
Hier moge een kleine oogst volgen, in korte tijd uit de geschriften van ontwikkelden en geleerden, academisch gevorm-den, klassiek obgeleiden en bekende letterkundigen, te zamen-gelezen, ter bevestiging van het bovenstaande. Over de ‘verplichtende avondkleding’, de ‘gegoede (voor goede) familie’, de ‘berekende’ en ‘ingebeelde’ mensen wil ik zwijgen of er kwam geen einde aan. Ook over de man, die ‘verplicht is, met de dure tijdsomstandigheden rekenschap te houden’.
In de hogere regionen is het trouwens bijna even erg.
De schrijvende medicus vertelt u dat alleen de ‘zielkundig geschoolde arts in staat is, aan de dialectiek van Freud te kunnen ontkomen’, de professor in de kunsthistorie, dat ‘van Eyck kennelijk is aan dit of dat’, de classicus, dat Grieks ‘het kunstgevoel ontwaakt’, de neerlandicus, dat ‘hij het niet ter ore is gekomen’ —en ik heb met eigen ogen en oren iemand cum laude in de Nederlandse letteren zien en horen promoveren, die in het voorwoord van zijn proefschrift meldde, dat door vertraging de lezer de inhoudsopgave ten goede hield (voor: tegoed)!
Dit spant misschien de kroon, maar de rest mag er toch ook zijn.
‘Het was merkbaar, dat hij een uitgesproken talent had.’ Gedachteloze herhaling. ‘De bladen achten het tragisch dat hij de onthulling niet beleefde.’ ‘Achten’ wijst op een voor tegenspraak vatbaar oordeel, hier niet voorhanden. ‘Nergens heb ik zo’n troosteloos oord gezien’. Men kan niet ‘ergens’ een ‘oord’ zien. 'Hij las een wrevelige trek op haar gezicht.’ Lezen is