zonder taal, m.a.w. of we in woorden of woordeloos denken.1 Dat we woordeloos kunnen denken, bewijst het voorbeeld van de doofstomme, de mens die in zekere zin buiten de samenleving, want buiten de taal der samenleving staat en van wie we toch niet kunnen zeggen, dat hij niet denkt. Verdiepen wc ons eens in de vraag, wat er van Kant of Hegel, waren ze doofstom geboren, geworden zou zijn! Hoe dit zij, in en met een taal geboren als we nu eenmaal zijn, hebben zich aandoening, voorstelling, begrip, zozeer in ons met woorden geassocieerd, dat het ons zelf toeschijnt alsof we in woorden denken, hoewel het tempo van het denken dit reeds schijnt te weerspreken. Zo zal de componist, in de geest componerend, wellicht reeds het notenschrift voor zich zien.
De innerlijke drang om te denken, te begrijpen, te onderscheiden, openbaart zich aanvankelijk in een dorst naar de gedachten van anderen, ofschoon de werkzaamheid zelf tenslotte zelfonderscheiding is. Socrates dorstte in zijn jeugd naar de wijsheid van Anaxagoras. Het nauwgezet ingaan tot anders geest, het nauwkeurig registreren van de fijnste onderscheidingen daarvan leert de nauwkeurige gebruikswaarde van het door anderen voor elk dier onderscheidingen gebezigde woord. Lezende en luisterende leert men eigen en vreemde talen. Uit de algemene geest van het geschrevene leert men gaandeweg elk woord zijn plaats toewijzen, terwijl tegelijkertijd het begrijpen van elk
178
1
Deze vraag is destijds bij het optreden van de‘gedachtenlezer’ Rubini ter sprake gekomen. M.i. te onpas. Rubini schijnt mij heel wat anders dan een gedachtenlezer, nl. een scherp kenner en behendig aanwender van deze menselijke neiging, hoop, vrees, verwachting, en elke andere gemoedsbeweging in ieder gebaar bloot te geven. Elke spier trok naar het verborgen voorwerp. Onbewust heenleiden en al te opzettelijk weerstreven dienden de wonderdoener gelijkelijk. Wat dit laatste aangaat, vond ik een aardig voorbeeld in Les trois Mousquetaires: ‘De man zei, dat hij naar St. Cloud ging, en daaruit begreep ik, dat hij naar St. Germain wou, daar dit in precies de tegenovergestelde richting ligt.’ Wie na Rubini nog in ‘objectiviteit’ gelooft, voor hem is werkelijk geen kruid gewassen!