vriend, de taalgevoelige Engelsman zingen, waarschijnlijk omdat ’s mans geteem hem verveelde. En de man dacht dat hij Japans zong, en het klonk hem zo onzegbaar mysterieus, zo volmaakt onvertaalbaar in de oren.
En hier, in deze schemerhoek van begripsverwarring, verschijnen dan ook de Dichter cn de Intellectueel, om hun Kaste-drift als Distinctiedrift heimelijk te bevredigen. Voor het grovere snobisme hebben ze zich leren schamen, maar zoals Ana-tole France’s Evariste Gamelin onder de hoge verontwaardiging van revolutionair rechter zijn kleinmenselijke jaloezie uitleefde en dekte, zo bevredigt hier de ‘klassiek gevormde’ dichter of intellectueel zijn distinctiedrift. De Pennewippen in zijn eigen land van heden en verleden hartgrondig verfoeiende, spottende met het gc-De-Vries-en-Te-Winkel der schoolfrikken, voor zich zelf en huns gelijken een volkomen vrijheid van schrijven en spellen bedingende, in het richtig besef, hoe volmaakt bijkomstig al die dingen tenslotte zijn, gaan ze koketteren cn pronken met speciale spellingswijzen en accenten en knibbelen op de letter van citaten, zodra het ‘de klassieken’ geldt tegenover anderen, die geen Grieks en Latijn verstaan. Daar de volksuniversiteit de naam Plato heeft gecommuniceerd, schrijven zij ‘Platoon’ — gelijk ook de ‘ontwikkelde’ spreekt van ‘lues’ en ‘specialist’, sinds de volksmond ‘syfilis’ en ‘specialiteit’ bezigt — schrijven ze ‘Agamemnoon’ en ‘aither’. Couperus heeft het met een zekere tartende brutaliteit over ‘belegen broodjes’, het is volkomen foutief en hij wist dat natuurlijk zelf het best, want hij was ‘bezitter’ van de akte M.O., maar welke letterkundige zal er aanmerking op maken? Dat laat men aan de frikken over. En de frikken durven het niet. En de heren vergeten, dat het heiligdom der authentieke Griekse spelling eenmaal door Griekse De Vries en Tc Winkels is opgebouwd, en dat zich daarin reeds plm. vierhonderd jaar voor Christus een staatsbemoeiing mengde, die van geen ander gehalte dan hedendaagse staatsbemoeiing, waar vooral de dichter zo hoog de neus voor pleegt op te trekken, kan zijn geweest. Omdat Staat en Staatsbemoeiing altijd en overal enerlei is.
En zo hoort men dan dagelijks om zich spreken over ‘oorspronkelijk Grieks’, ‘oorspronkelijk Frans’, over iets dat vol-