dommer, vaak intelligenter, maar zijn ogenblik is nog niet daar.
Zeer sterk oogrichtend en oordeelbepalend werkt de ‘pre-conceived idea’ bij het opmerken van familiegelijkenis, -wanneer aan de familierelatie geen twijfel schijnt te kunnen bestaan. Blijkt ‘moeder’ een stiefmoeder of het zoontje eenvoudig een buurjongetje, dan wordt plotseling de gelijkenis niet meer gezien.
Wie in zijn omgeving dit onderwerp eens ter sprake brengt oogst dadelijk een macht van persoonlijke ervaring. Zo vertelde mij een bekend kunstliefhebber, dat hij, misleid door de (opzettelijk) minachtende toon van de vrienden die hem foppen wilden en door hun achteloos behandelen van het voorwerp, een paneeltje van een beroemd schilder voor het deksel van een chocoladedoos hield. Zelf zat ik voor jaren te Brussel naast een toneelrecensent in een bioscoop, waar Bouwmeester optreden zou. ‘Daar heb je de grote kerel, je herkent hem toch maar dadelijk,’ zei mijn buurman. Edoch, het was een ander. Een meisje vertelde mij eens, dat ze, daar de vertaling der Italiaanse liederen in het tekstboekje bij ongeluk verwisseld was, in het amoureuze lied het religieuze, in het religieuze het amoureuze sentiment heel sterk had gevoeld! Deze dingen kunnen elkeen overkomen en overkomen ook elkeen, er is dus geen reden om anderen te honen, maar wel alle reden, geen oordeel als zodanig te willen laten gelden in gebieden, waar door de macht van de ‘preconceived idea’ slechts vooroordeel mogelijk is. De in het vorig hoofdstuk genoemde op misvatting gebaseerde impressies van woorden als frivool, prestige, Ormoez etc. wijzen op dezelfde oordeels-impotentie.
Hier kan men met recht van ‘onstoffelijk gezichtsbedrog’ spreken, dat zelfs zijn tegenhanger in een bekend stoffelijk heeft. Twee naar elkaar toelopende lijnen suggereren een muur en nu schijnt van de drie er tegenaan getekende even grote figuren de achterste een heel eind langer. Waardoor? Omdat altijd de even grote figuur op een afstand als kleiner wordt gezien. Dus moet de even groot getekende groter zijn. De muur suggereert de afstand, het oog verkeert onder de beheersing van de ‘preconceived idea’, en ziet, wat het verwacht te zien. Dit ‘optisch