gen van iemand, die op een laboratorium de aardige kleurtjes der chemische en fysiologische preparaten begon op te hemelen? Toch is het praten over ‘zangerigheid’, ‘kernachtigheid’ en ‘bondigheid’ als het taal betreft, van dezelfde orde en geen haar minder dwaas. Vraagt men naar bondigheid, dan hebben we geen kostbaarder bezit dan scheldwoorden en verdient ‘stik’ verre de voorkeur boven ‘ik spreek niet tegen u’. Is het te doen om de ‘zangerigheid’ van erretjes, langes, melluk, en hellepen, gaat dan voor het schoonste Hollands naar de Zaan. Is het te doen om ‘beschaving’, dan zijn de onder de beheersing van het aristocratisme uitverkoren woorden, ongeacht klank en herkomst, de verkieslijkste. Maar noch bondigheid, noch zangerigheid, noch kernachtigheid hebben op zich zelf de geringste waarde of betekenis. Ga ik dan te ver, als ik deze taalafgoderij op één lijn stel met het botste en domste fetisjisme, als ik het onderscheid tussen de ‘primitieve kudde’ en de ‘beschaafde maatschappij’ afwijs, waar immers de stupiditeit van de woordvoerders en steunpilaren der laatste door de onnozelheid van die der eerste niet te overtreffen is?
En zelfs hen, die in deze dingen naar wezenlijke onderscheiding streven, kan men horen pleiten voor het ‘hartelijke, intieme’ woord moeder en tegen de ‘nare’ afkorting ‘mam’. ‘Mam’ lijkt, zo pruttelen ze, op ham, op kam en op ram. Maar moeder lijkt op loeder. Het is zo men wil, met zijn mannelijke er-uitgang, een hard en ontoepasselijk woord, toch ‘klinkt’ het zacht en lieflijk. Wat bezielt de man, die voor moeder pleit en tegen mam? Sympathie voor de eenvoudigen, die moeder zeggen, en afkeer voor de aanstellers met hun mam. Maar evenals Daudet onderscheidt hij niet tussen het woord en de associatie, die het opwekt. Hetzelfde met de voorkeur voor ‘vrijer’ tegen over ‘galant’, ‘beminde’, en ‘verloofde’. De meid, die vrijer zegt, is er waarschijnlijk een van het oude stempel, met de dienstbaarheid in het bloed. Het gebruik van galant, beminde en verloofde wijst op de begeerte naar kaste-egalisatie en is dus een bedreiging aan de kastedrift der hoger-gezetenen. Maar ‘vrijer’ klinkt evenmin gemoedelijk en hartelijk als ‘moeder’, het klinkt helemaal niet, het is een codeteken.
Niets is dus dwazer en nuttelozer, dan het supprimeren van
148