Meent men dat een professor in een andere faculteit met zulk een onzin voor de dag zou durven komen? Geen sprake van. Doch uit alles blijkt, hoe zeer de taalwetenschap met wat er voor moet doorgaan, onder de beheersing staat van het nationalistisch aristocratisme, de rede-vervalscnde kastedrift.
Voor die ‘Taalschat’ dan, waarvan daar juist een klein fragmentje werd getoond, plaatst zich met uitgetrokken zwaard de fiere verdediger van ons ‘volkseigen’, de hedendaagse drager van het nationalistisch purisme, de Toonaangevende Journalist.
Nu is er geen hachelijker ‘ideaal’ dan taalpurisme, en wat Sütterlin opmerkt van Jacob Grimm, geldt voor hen allen: ‘Grimm sagte nur den Ast ab, auf dem er safi. Er untersuchte die Entwicklung der Sprache vom Althochdeutschen iiber das Mittelhochdeutsche zum Neuhochdeutschen und gab sich keine Rechenschaft davon, da 13 diese Entwicklung zum gr o Ren Teil auf analogischer Neuschöpfung berubte (cursivering van C. v. B. Grimm wees nl. juist deze op analogie berustende vorming van nieuwe woorden af). Er steilte sich also auf den Standpunkt jener Zeit und suchte nur den unverandert zu halten. Was da war, galt, auch das ungesetzlich emporgekommene, aber das neu aufstrebende drangte man zurück. Sei im Besitze und du bist im Recht, und heilig wird Grammatik dir’s bewah-ren! Wenn man Luther und Jacob Grimm einmal zu einer Be-ratung iiber Sprachrichtigkeit hatte zusammenbringen können! Da hatte Luther unseren Jacob Grimm fiir einen rohen Um-stürzler erklart und zum Tempel hinausgejagt.’
Wat kan het nationalistisch purisme nu hierop antwoorden? Er was een tijd, dat het ‘our country right or wrong’ van zelf sprak en dat er tussen de vurige patriot en de vuige landverrader geen derde mogelijkheid bestond. Doch reeds de vorige eeuw gaf, bij het uitbreken van de Boerenoorlog, een zedelijk en redelijk gefundeerde weerstreving, hoe zwak ook, van het collectieve drijven te zien, als uiterste uiting van het algemeen verlangen naar tot dan onnodig geachte ‘rechtsgronden’. Nogmaals: nooit vóór deze oorlog zijn de vragen van schuld en recht zo aanhoudend ter sprake gekomen. Dit lijkt een vooruitgang, maar is het niet, het heeft slechts het domein van de Lcu-
130