Vondel eerde en verbreidde de taal van ‘zijn’ Amsterdam, en dit was ook vóór hem en na hem schering en inslag. Dat in bepaalde steden en streken een Hof, een grote kanselarij, een Hogeschool gevestigd werd, heeft het dialect van die steden en streken een part in de vorming van de algemene taaltoebedceld, waarvan de dialecten van arme streken en onaanzienlijke steden uitgesloten bleven. Hoe weinig raakt dit alles het wezen van taal en cultuur, hoe weinig heeft dit alles met taalrasvermenging en taalrasverevening uit te staan! Een oorlog tussen twee landen met verwante talen was en is voldoende, om reeds lang inge-burgerde woorden te doen uitstoten —, we hebben zelf Peters-burg eerst in Petrograd en daarna in Leningrad en de Engelse Battenbergs in Mountbattens zien veranderen. Volgens dit recept fabriceren de meergenoemde ‘kloeke mannen’ wat later als ‘heilig pand’ tegen de ‘overweldiger’ verdedigd moet worden, als rechtvaardiging dienen moet voor wreedheid, geweld, en het uitleven van de laagste hartstochten.
Terwijl dus de algemene, in de algemene eigenschappen van de menselijke geest wortelende taalprocessen, waarvan Darwin gewaagde als van Natuurwetten en waarvan reeds Herder het bovenpersoonlijk en zeker buiten-nationaal karakter heeft ingezien, min of meer ongestoord, want immers buiten bereik van menselijke inmenging, hun voortgang hadden, bleef de werkzaamheid van de rangschikking en plaatsbepaling, de toelating en uitwerping, het vaststellen der schrijfwijze van woorden en zegswijzen, overgelaten aan enkelen — de massa was en is er totaal onverschillig voor— die zich daarbij, behalve door allerhande ficties, door kastedrift en groepsdrift op andere basis lieten leiden. Dit is trouwens nimmer ontkend, en men kan deze dingen beschreven vinden in elke ontwikkelingshistorie van elke taal, die echter daarnaast ijverig aanspoort tot liefde voor die taal!
Hierbij sluit zich noodzakelijkerwijs het klerikalisme aan. De taal van de overwinnaar is de taal van zijn aristocratie, is de taal van zijn kerk. Als voorbeelden van klerikalistische inmenging in het taalgebruik is de werkzaamheid der bijbelvertalers, dus in de eerste plaats die van Luther te noemen. Uit de bonte veelheid der toenmalige dialecten koos Luther elk