nen der zogeheten ‘gevoelswaarde’ aan de woorden in het huidig taalgebruik, zal nader blijken. Denken we maar vast aan ‘inboorling’, welks klank zich zodanig associeerde met warm, naakt, bruin, palmenwoud, zonder inmiddels van dat alles iets te betekenen, dat het tot uitgebreider gebruik volkomen ongeschikt geworden is. Zo ‘ruikt’ ‘hors d’oeuvres’ te sterk naar sardientjes en Russische eieren, om het ergens anders te kunnen heenbrengen, van ‘Mokka’, dat een plaatsnaam is, slaat u de koffiegeur tegen, uit ‘sinister’ dat ‘links’ beduidt, stijgt een onheilspellende dreiging op.
Daar nu dit ‘begripstekort’, dit onvermogen om te (onderscheiden, deze neiging, om het incidenteel tezamen zich bevindende als het essentieel tezamen behorende op te vatten, onmiddellijk voortvloeit uit de strijd tussen Levensdrift en Redezo is het ook niet uit de menselijke geest en niet uit de vorming der talen weg te denken, zo heeft het derhalve steeds een en steeds dezelfde rol gespeeld.
En nooit en nergens wordt er rekening mee gehouden! In alles wat Paul en anderen over ‘Urschöpfung’ ten beste geven, wordt het genegeerd. En toch maakt het de ‘Lautsymbo-lik’-hypothesen en al het geredeneer over ‘mystische’ samenhang tussen woord en gevoel tot bakerpraatjes.
Zo nu het ontstaan van individuele talen op zich zelf al een denkbaarheid ware, dan zou de bizarre associatie daarin van meet af aan zulk een machtige rol vervullen, dat de versmelting tot gemecnschapstaal ondenkbaar werd. Doch zelfs voor hen, die daarmee geen rekening houden, is die versmelting moeilijk te verklaren. Ze wordt dan ook niet verklaard. Met een ‘aber durch Wiederholung und durch das Zusammentref-fen’ maken de geleerden zich er af.
In het algemeen krijgt men wel heel sterk de indruk, alsof die Oermens (van wie we niets weten, tenzij we hem dan als mens in onze zelfkennis begrijpen) altijd maar weer aan de haren erbij wordt gesleept om op het altaar der wetenschappelijke volledigheid te worden geofferd. De wetenschap behoort namelijk alles te verklaren en de oermens heeft een brede rug.
De hypothese van de individuele oertaal verkeert, gelijk gezegd, in noodzakelijke samenhang met die omtrent het oerindi-