en georven, in hun stiegbcugel en dazend en poerden, in hun Achterhoeks en Zeeuws en Fries, tot het afleren en verbergen waarvan ze niet de minste moeite doen, eerder de oude verachting van de gentilhomme voor de cuistre, voor de frik demonstreren. Alleen de tongvallen en dialecten, die in bepaalde streken en steden door ‘de heffe des volks’ gesproken worden, stempelen iemand tot onbeschaafd, daarom plat Amsterdams veel meer dan plat Rotterdams en Zaans veel minder dan Leids. Esthetiek speelt hier geen rol, klinkt er in de oren van onze hedendaagse beschaafde wel iets zó lieflijk als de Engelse ‘drawl’, die het mauwen van een maartse kat gelijkt?
Want niet zonder zin is tenslotte ‘zijn talen spreken’ in alles wat wij leren moeten en weten kunnen het kenmerk der ontwikkeling geworden! ‘Zijn talen’ en geen logaritmen en geen Indische vulkanen en geen Hollandse Graven en geen botanie. Men kan ‘beschaafd’ zijn, zonder, na zijn schooljaren, ooit nog een boterbloem van een roos te willen onderscheiden, sterker, er is een zekere naïeve weetgierigheid, die iemand, na de schooljaren, reeds onder studenten, die toch allen nog in hun leertijd zijn, onmiddellijk tot ‘cuistre’ stempelen, en een werkelijkheidsdorst die hem onder de bijna erge verdenking brengt, een ‘intellectueel’ te zijn. Maar ‘de talen’. De drie talen. Dat is: de drie talen die op de standen-scholen worden geleerd, die in de aristocratische en patricische huizen door de schaapjes van vijf jaar met ‘Mademoiselle’ en met ‘Nursie’ gestameld worden —, niet meer met ‘Fraulein’, sinds deze een valuta-artikel, gemeengoed werd, en haar aanwezigheid geen distinctief meer is. En sla nu in dit klein gebied de nuancen der distinctieven gade. Ook de kantoorjongen leert tegenwoordig op zijn avondcursus ‘de talen’. Goed en wel, maar hij heeft toch de rechte uitspraak niet, hij spreekt ‘zijn Engels’ niet als de zoon van Papa, die een poos op Papa’s Londens kantoor rondgekeken heeft, als de dochter van Mama, na haar verblijf in de huiselijke kring van de Reverend So-or-So! Zo werd langzaam-aan de volmaakte bijkomstigheid van de uitspraak voor de ontwikkelde de essentie van de talenkennis, en een vergrijp tegen die correcte en moderne uitspraak werd een vergrijp van dezelfde orde als het eten van
97