DE GANG DER GESCHIEDENIS
ARNOLD J. TOYNBEE’S ONDERZOEK EN ZIJN BETEKENIS VOOR DE HUIDIGE CRISISI
Er is een groeiende belangstelling voor de geschiedenis, of, om juist te zijn, voor die kanten der geschiedenis die op de een of andere wijze verband schijnen te houden met de politieke, de culturele en de economische moeilijkheden die ons aller deel zijn en die nog wel geruime tijd ons deel zullen blijven. Zeker, in zulke omstandigheden zoeken tallozen naar reddingen en wegen die met de historie slechts die formele verbinding hebben, die alle maatschappelijke krachten er nu eenmaal mee hebben, doch die overigens eerder als onhistorisch, en naar gelang van smaak boven- of beneden-historisch gekenmerkt zouden moeten worden, en die vaak bewust anti-historisch zijn. Doch naast de velen die in onze tijd uiterst gevoelig zijn geworden voor allerlei mythen, voor brute machtswoorden en machtsdaden, of voor de een of andere vorm van de vlucht uit de wereld en in verfijnde of vergroofde hocus-pocus, zijn er gelukkig toch ook niet zo heel weinigen bij wie de overtuiging is ontstaan, of is versterkt, dat in de irrationalistische orkanen die over de aarde jagen, juist meer dan ooit het streven naar inzicht geboden is. Erkennend dat dit inzicht steeds tekort schiet, dat alle verklaringen onvolledig blijven, is juist daarom een maximum inspanning nodig, mag geen enkele poging om tot begrip te komen van de situatie waarin we ons bevinden onbeproefd worden gelaten, omdat de uiterste inspanning juist wellicht nog voldoende zal zijn om de een of andere oplossing te vinden, die niet al te zeer beneden het minimum zal blijven dat voor behoud en groei der maatschappij nodig is.
Zó zoekend, is de kans vrij groot dat men op een of ander moment raad komt vragen bij de historie. Niet direct, want het prestige der historie is niet -bijzonder groot, in een tijd die haar hart verpand heeft aan de techniek en die, als ze over „wetenschappelijk” spreekt, daarmee bijna vanzelfsprekend de natuurwetenschappen bedoelt. Maar van die natuurwetenschappen een antwoord te verwachten op vragen die de maatschappij betreffen, dat is een geesteshouding die op den duur niet te handhaven is, en dus komt de wending naar die gebieden die tussen de „zuivere” wetenschap en het maatschappelijk gebeuren liggen. Van daar uit dringt men dan
56