Verdediging van het Westen

Titel
Verdediging van het Westen

Jaar
1947

Pagina's
298



gezegd, ze gaan alleen onder, als ze zich te voornaam voelen om naar „supporters” te zoeken. Precies zoals de voetballers, om in de maatschappij te kunnen bestaan, supporters nodig hebben, die óf in het geheel geen voetballers zijn, doch alleen maar voetballiefhebbers, óf slechtere voetballers, — precies zo hebben de intellectuelen de steun nodig van half-intellectuelen en van de liefhebbers van intellectuele prestaties om een maatschappelijke macht te kunnen zijn. En zijn ze dat, dan zijn ze, door het bijzondere karakter van hun werk, gemakkelijk de maatschappelijke macht. • Bovendien zal dat wat Ter Braak de „nutteloosheid” der intellectuelen „naar aardsche maatstaven gemeten” noemt, graag aanvaard worden, als men er maar in slaagt de nuttigheid van het groepswerk voor het aardse leven te bewijzen. En het is volkomen verkeerd gezien, als men meent dat dit in de middeleeuwen anders was. De barbaren die de „nutteloze”, schrijvende, denkende, biddende, intellectuele „kloosterlingen” aanvaardden, deden dat niet omdat ze het nut inzagen dat die kloosterlingen voor het „hoger leven” konden hebben, ze deden het, omdat die kloosters centra waren voor de landbouw, voor de veeteelt, voor het handwerk, omdat die kloosters woeste gronden ontgonnen, moerassen drooglegden, dijken opwierpen, moestuinen aanlegden, omdat de kloosterlingen lieten zien dat er zoiets als „penscr avec les mains” — om met Denis de Rougemont te spreken — mogelijk was, en door dit denken met de handen, eerbied voor het denken in het algemeen, voor het geloof en het hoger leven, bij de barbaren wisten te doen ontstaan. Vandaar dat de verovering van het Westen voor het Christendom heel goed mogelijk was geweest zonder Augusti-nus, maar onmogelijk zonder Bcnedictus en de Benedictijnen, of juister gezegd, vandaar dat de Augustijnse leer, indien ze niet hare belichaming had gevonden in de monniksorden en de kerkorganisaties, een bibliotheck-vulling zou zijn geweest en geen wereldmacht. Augustinus zelf heeft de betekenis van de prac-Bencdic-tijnse kloosters trouwens onmiddcllijk begrepen, en dat onderscheidt hem van Ter Braak, die de verbinding van leer met leven, van intellectuelen met de maatschappij wil tegengaan, bestrijdt, verafschuwt.

Omdat de kloosters van zo’n overheersende betekenis waren voor het aardse leven, daarom kregen de kloosterlingen de macht, de invloed, de rijkdom, de rust en de luxe, die nodig zijn voor het „hoger leven”, en daarom konden de kloosterlingen zich de weelde veroorloven dingen te doen, die voor de massa, ook voor de massa der kloosterlingen „nutteloos” schenen, doch die voor de élite der kloosterlingen de zin des levens uitmaakten. En alleen als de in-

50

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.