Verdediging van het Westen

Titel
Verdediging van het Westen

Jaar
1947

Pagina's
298



ieder inzicht in het fascisme en iedere mogelijkheid om het goed te bestrijden onmogelijk, als men het als een gelijkheidsdroom beschouwt.

Niet het verlangen naar gelijkheid, maar het verlangen naar ongelijkheid, binnen het raam van de middenstand — maar de middenstand is een economisch-technische en geen culturele begrenzing — is kenmerkend voor onze tijd.

In die middenstand leven en werken de intellectuelen — een enkele onbetekenende uitzondering kunnen we rustig verwaarlozen — en ze zijn een gevolg van die wil tot ongelijkheid, die ze door hun aanwezigheid nog versterken. Een macht, die de middenstand en daardoor de maatschappij beheerst, zijn ze niet. Ze zijn het ook nooit geweest. Ze zijn werktuig voor andere belangen dan de eigene, en dat waren ze ook in de 19e eeuw, die men thans wil laten doorgaan voor het tijdperk van de heerschappij der intellectuelen. Ter Braak maakt die gewone fout niet. Integendeel, hij zegt: „Dat zij zich wijs gemaakt hebben, dat zij in de eeuw van het liberalisme de leiding namen, bewijst alleen, hoeveel belang zij er bij hadden aan zulk een leidende positie te gelooven. Vast staat hier hoogstens, dat de fictie van een leiding door intellectueelen alleen mogelijk was in een samenleving, die de nutteloosheid der intellectuelen tot op zekere hoogte duldde en dus op haar beurt een zeker belang bij die nutteloosheid blijkt te hebben gehad. Een soortgelijk belang hadden de middeleeuwen bij het kloosterwezen. Van den kloosterling verwachtte men nut voor het „hooger leven” en daarom gunde men hem zijn afzondering, ook als die naar aardsche maatstaven gemeten nutteloos was; van den intellectueel verwachtte men nut voor den vooruitgang (den hemel, het „hooger leven” bij uitstek van de negentiende eeuw!) en daarom gunde men hem zijn afzondering in seminaria en laboratoria, die naar aardsche maatstaven gemeten in veel opzichten eveneens nutteloos was. De parallel gaat tot in onderdeden op; want zooals het kloosterwezen steeds meer in plaats van een als nuttig erkende functie een romantisch en zelfs schadelijk gezwel is geworden, zoo zijn de seminaria en laboratoria, de kweekplaatsen van een aanvankelijk nuttig specialisme, ontaard tot huizen van geestelijke ontucht met dissertaties en experimenten”. Om deze passage, die zo uitmuntend laat uitkomen waarin Ter Braak boven zijn mede-ideologen uitsteekt, en tevens waar zijn fouten liggen, goed te begrijpen, is het gewenst nog ven iets te citéren wat er aan-voorafgaat: „De intellectueel, zooals wij hem kennen, heeft alleen „zin”, wanneer hij zich be-

48

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.