Verdediging van het Westen

Titel
Verdediging van het Westen

Jaar
1947

Pagina's
298



WILHELM REICH EN HET DIALECTISCH MATERIALISME

De geschriften van Wilhelm Reich beginnen, zij het voorlopig nog in kleine kring, een zekere bekendheid te krijgen. Dat die bekendheid verdiend is en dat Reich het recht heeft op een zekere mate van waardering staat voor mij vast.

Men kan z’n opvattingen ongehoord en onbehoorlijk vinden, men kan menen dat de weg die hij wijst erger is dan een die doodloopt, omdat ze naar de hel of naar een modderpoel voert. Maar dat kan alleen een eind-oordeel zijn, vastgesteld na ernstige studie, na ter-zake-kundig onderzoek. Opdat die studie en dat onderzoek werkelijke waarde hebben, dienen ze uit te gaan van een waardering. De waardering waarop ieder aanspraak mag maken die beweging brengt, daar waar alles vastgeroest en ingedommeld is; die een uitweg probeert te banen daar waar alles doodgelopen is, die een wild geluid laat horen in de tamme klankenwereld der zelfgenoegzamen, kortom, die iets van de „eeuwige revolutionnair”, van de zoeker, de durver in zich heeft.

Dat Reich „erg” is, schokt me niet — Marx was in z’n tijd ook „erg” — en Darwin en Freud en anderen. Dat hij eenzijdig is, spreekt vanzelf — hoe zou iemand die plotseling een grote waarheid meent te zien, er niet door verblind worden en haar niet overdrijven? Dat scherpe en hoekige slijt in de practijk vanzelf af, meestal zelfs veel te snel.

Maar laten wc zorgen ons bij Reich niet zo belachelijk te maken als — de wat ouderen onder ons herinneren het zich nog wel — de vooroorlogse generatie zich ten aanzien van Freud belachelijk maakte, door kleinzielige venijnige bekrompenheid.

Laat ons Reich geven wat al het nieuwe of het pogen tot het nieuwe te komen verdient: waardering en wantrouwen.

Wantrouwen natuurlijk ook, al is het misschien overbodig dit afzonderlijk te zeggen, want iedere werkelijke waardering sluit wantrouwen in zich. Zonder dat wordt waardering een klakkeloos aanvaarden van alles wat zich als nieuw aandient, ja, erger nog, een haken naar effect en naar sensaties, een tot elke prijs „ongewoon” willen zijn — en voor een dergelijk streven kan men slechts verachting hebben. In die zin onderschrijf ik volkomen de uitspraak van Nietzsche, dat voorname geesten altijd wantrouwend staan tegenover wat zich als nieuw aandient, en niet onderste boven gelopen wensen te worden door iedere nieuwlichter, niet de overtuigingen die zij strijdend gewonnen hebben, zonder strijd wensen op te geven.

176

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.