Verdediging van het Westen

Titel
Verdediging van het Westen

Jaar
1947

Pagina's
298



denkmethode, wat men gaarne aanvaardt, als men in de dialectiek „gelooft” zoals men ieder ander geloof ook alleen maar aanvaarden kan als men er in gelooft!

Nu hebben Marx en Engels nog een ander en beter antwoord: Laten wc aannemen dat alles zo gaat als wc zeggen, dan moet het , in de practijk telkens kloppen. En hier komen we op een gebied waar we wat meer houvast hebben. We kunnen nagaan of de wereld, d.w.z. de natuur en de maatschappij zich inderdaad „dialectisch” gedragen. Marx en Engels (vooral Engels) hebben hun best gedaan dit aan te tonen en ze zijn daarin, naar mijn mening noch voor de natuur noch voor de maatschappij, geslaagd. Doch aangezien v. d. G. het tegendeel beweert en eerst in een volgend artikel de vraagstukken van natuur en maatschappij zal behandelen, spreekt het vanzelf, dat ik die kant van de kwestie thans eveneens buiten beschouwing laat, al wil ik nog even opmerken dat een „practisch” bewijs, nog lang geen wetenschappelijk, logisch en kennistheoretisch gerechtvaardigd bewijs is, al is het voor de practijk afdoende en al wil ik wel vast verklaren, dat, als men mij bewijzen kan dat de maatschappelijke verschijnselen, dialectisch verlopen, en het „dialectisch denken” in de maatschappelijke actie van nut kan zijn, het marxisme voor mij afdoendc gerechtvaardigd zou zijn.

Doch laten we thans naar het terrein van de theoretische dialectiek terugkeren, na vastgesteld te hebben dat Hegel evenmin als Marx en Engels ooit een poging heeft gedaan om de dialectiek kennistheoretisch te funderen.

In het voorbijgaan moeten wij echter een enkele opmerking maken over het „dualisme” van Kant, dat, volgens v. d. G. noodzakelijk moest leiden tot het verlangen naar een „monisme” in welke behoefte Hegel dan zou hebben voorzien. Een wonderlijk geval, want weliswaar bestaat er een „dualisme” bij Kant, maar voor zover mij bekend is, is v. d. G. de eerste die dat dualisme in Kant’s kennistheorie (en logica) ontdekt. Het werkelijke dualisme van Kant, waarop z’n tijdgenoten al gewezen hebben en waaraan Heinrich Hcine in z’n „Zur Geschichte der Religion und Philosophie in Deutschland” een paar kostelijke bladzijden heeft gewijd1) ligt volgens de gangbare opvatting hierin dat Kant alles wat hij in

-1) Men moet Hcine lezen als men de quintessence van de ontwikkeling der Duitse filosophie wil leren kennen op een werkelijk levende wijze en niet zoals de filosofieproffen het plegen te geven, al heeft Heinc zich dan ook nooit werkelijk van de Hcgclarij kunnen bevrijden.

162

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.