Het moet dus herhaald worden; na de bevrijding, na de nederlaag van het nazisme, zijn de anti-Westerse krachten voor een zeer belangrijk gedeelte intact gebleven, en vele ervan die stil waren geworden zolang de nazistok achter de deur stond, zijn nu weer uiterst roerig.
De erkenning dat het de duisterlingen zijn geweest die de bodem hebben voorbereid voor het nazi-offensief, dat dus de actie tegen de typisch Westerse krachten van inzicht en critiek (en het toepassen van de resultaten van inzicht en critiek op de maatschappelijke ordening) altijd weer tot noodlottige cn gevaarlijke gevolgen moet leiden, die erkenning Is nog allerminst uitgesproken of aanvaard. Integendeel, na de oorlog hoort men even luid als daarvoor, dat het eigenlijk de critische geesten zijn geweest die de oorzaak zijn van alle ellende, de nazi-cllcnde inbegrepen.
Zij, de critici, hebben de moraal aan een critiek onderworpen, en daardoor alle moraal en alle „normen” aangetast. Zij zijn tekort geschoten in eerbied voor de traditie en ze hebben dus de stemming geschapen van het nergens eerbied voor hebben. Zij hebben de ontevredenheid met het bestaande aangewakkerd, en zij zijn dus de bevorderaars van het negativisme.
En dus worden we weer uitgenodigd de eeuwige waarden te erkennen en te eerbiedigen, dat wil zeggen eerbied te hebben voor de talloze, weinig geslaagde bedenksels van dat zielige mensen-gebroed, dat ternauwernood begonnen is, hier in het Westen, een heel klein beetje inzicht te verwerven.
De verdediging van het Westen, is de poging om die weg naar het inzicht vrij te houden, cn haar niet te laten versperren door eeuwige waarheden, die niets anders zijn dan de uitingen van de zelfgenoegzaamheid der godsdienstleraren, der filosofen en der wetenschapsmensen. Of we nu te maken hebben met heilige waarheden, of met wereldlijke, en of ze zich godsdiensten noemen of filoso-fiën, of wetenschappelijke systemen, of ze met openbaringen of met synthesen werken, zodra ze de pretentie hebben iets méér te zijn dan een voorlopige samenvatting, die een ongevére waarheid, zoals die thans zichtbaar kan zijn, met alle voorbehoud van dwalingen, in alle nederigheid presenteert, zegt het Westen, althans het beste cn her enige levende cn toekomst-bevattende van het Westen, tegen al die pretenties: Neen. En het zegt ook: Ja, wij gaan verder. En in dat samenhangende antwoord van „neen—ja” ligt de kern van het westerse streven.
In de jaren die achter ons liggen, cn daarmee zijn in hoofdzaak bedoeld de jaren van het opkomend nazi-fascisme cn van de nadc-i5