onderwerp dat ons thans bezighoudt, is het zeer zeker dat we leren op onze hoede te zijn, niet alleen als er gefilosofeerd wordt zonder dat de gebruikte woorden en begrippen worden teruggebracht tot verschijnselen die in de natuur aantoonbaar zijn, die met behulp van instrumenten geregistreerd kunnen worden, die daarna in wiskundige taal uitgedrukt kunnen worden, maar ook, dat we op onze hoede moeten zijn zodra uit de wiskundetaal weer naar de woordtaal wordt overgegaan. Dan ontstaan opnieuw fouten, dan tonen de wiskundigen en de natuuronderzoekers dat ook zij nog altijd gevangen zitten in denkgewoonten waardoor ze in minder dan geen tijd bij die begrippen terechtkomen die, om het woord van Croce te citeren: alles zijn of zullen zijn, dat zo genoemd wordt of genoemd zal worden, door degenen die het gebruiken of zullen gebruiken”.
Maar we moeten nu eenmaal met woorden en begrippen werken — laten wc het na, dan is er geen mensenmaatschappij, geen menselijk leven meer mogelijk, geen onderling contact, geen daden, geen werk, alleen de stilte van het graf.
We moeten dus spreken en denken, maar we moeten het doen, overtuigd van de gevaarlijkheid ervan, doordrongen van de overtuiging dat wc tussen misverstanden en fouten door, tot situaties pogen te komen die Iets minder rijk zijn aan fouten en misverstanden.
Dat zal ons die bescheidenheid leren, die ons tot het begrip brengt, dat de natuurwetenschappen ons alleen maar materiaal kunnen leveren, om, als we ons best doen zo scherp mogelijk te denken, tot een wereldbeeld te komen, dat iets minder onvolmaakt is, dan wat wc tot dusver hadden. We zullen van die natuurwetenschap geen wonderen vragen, die ons denken, ook als het over de zuiverste en omvangrijkste materialen beschikt, nooit kan tot stand brengen. En daar waar het resultaat van dit alles een nieuw raadsel is — zoals het steeds zal zijn — zullen we, noch van natuurwetenschap, noch van filosofie, een antwoord vragen dat een definitieve oplossing brengt. Maar wc zullen ook geen genoegen nemen met zulke definitieve antwoorden, al beroepen ze zich op de natuurwetenschap, want ons onderzoek zal steeds weer uitwijzen dat zulke antwoorden het resultaat zijn van een foutief denken, of van een knoeierij, een vrome knoeierij, die met dat denken bedreven is.
15[