reikt is, die het gemoed der kinderen beklemt, zodat ze vatbaar zijn voor de troost- en slaap-liedercn die de religie zingt, terwijl de religie in aanbidding voor het Onbekende op de knieën valt, heeft het rationalisme de worsteling met het onbekende aanvaard en het rust niet voor het weer nieuwe gebieden veroverd heeft, voor het de duisternis en de duisterlingcn opnieuw en altijd weer heeft teruggedrongen.
En zo heeft de moderne zielkunde onder leiding van Frcud het wezen van de godsdienst belicht, en aangetoond dat zij een „illusie” is, die onvermijdelijk en nodig was tot op een bepaalde trap van de ontwikkeling der wetenschap, doch die thans, nu ze als zodanig erkend is, overbodig en dus schadelijk is. En de moderne psychologie spreekt door de mond van Frcud als volgt over de religie: „Wellicht heeft hij die niet aan de neurose lijdt, ook geen vergiftiging nodig om haar te verdoven” („de toekomst ener illusie”).
De mensheid heeft eeuwenlang in toestanden verkeerd, die een massale neurose, zenuwziekte, tengevolge moesten hebben, en de godsdienst was het verdovingsmiddel (de opium) dat wel is waar geen genezing maar dan toch verzachting der pijnen bracht.
Frcud weet, dat het voor velen moeilijk zal zijn van de religie afstand te doen. „Flij zal er aan toe zijn, als een kind, dat het huis van zijn vader heeft verlaten, waar hij het zo warm en behagclijk had. Maar, niet waar, het infantilisme moest tenslotte overwonnen worden. De mens kan niet eeuwig kind blijven: ten laatste moet hij naar buiten „het vijandelijke leven” in.
Dat is het laatste woord van de moderne psychologie tot de religie. Fin men zal nu begrijpen waarom Roland Holst en anderen die tot iedere prijs de religie als de bekroning aller dingen willen zien zich van Frcud afwenden, die de religie een verdovingsmiddel en een illusie acht en die allen, voor wie de heerschappij van het gevoel (dus de „religie”) het hoogste is, koel maar beslist dit eindresultaat van de moderne psychologie voorhoudt: „Nu bezitten wij geen ander middel tot beheersing van onze driftnatuur, dan ons verstand”.
In de plaats van de psycho-analyse meent FI.R.H. thans die richtingen in de moderne psychologie als bevestiging der religieuze idee te kunnen aanvoeren, die men „totaliteits-psychologie” zou kunnen noemen (Gcstalt- en Strukturpsychologie). Maar niets is minder juist, want wat Kohier, Koffka, doch vooral de nict-Duitse, volgens soortgelijke methoden werkende psychologen als Kirk-patrick, Thurstone, Dewey c.d. ons laten zien, dat is de ontwikkeling van de geest, of de „ziel”, in de strijd om het bestaan, in de worsteling met de buitenwereld, is tot stand gekomen en dat we
35