„Waardin, je hebt je jaren als eerste meid in deze herberg benut. Je hebt het duivelse van Ysbrandt de Graef goed aangeleerd. Misschien overtref je je leermeester,” beet hij haar toe, terwijl hij zijn gezicht vlak bij het hare bracht, zodat zij z’n drankadem rook.
Zij week echter niet terug, maar keek hem recht in de nu harde ogen en antwoordde:
„Als de onderschout nu naar boven wil gaan bij Ysbrandt de Graef, kan hij constateren of Ysbrandt de Graef het beter doet dan ik en hem tevens vragen wat hij tegen Siebe Montanus heeft gezegd.”
Pieter Ravesteyn sprong op, woedend liep hij naar de deur, keerde zich daar om en riep:
„Ik heb uw advies niet gevraagd, waardin, maar pas op! Bij God, pas op!”
„Gebruik Gods naam niet ijdel, mijnheer de onderschout en wat dat oppassen betreft... laat de heer onderschout zelf eens voorzichtiger worden... het gegil van de meiden, die hij ’snachts in z’n bed mishandelt of liefkoost is huizen ver te horen. Het stoort nogal eens m’n slaap.”
Anna Swaerdemaeckers stond kaarsrecht voor de tafel, blikte hem hooghartig en onvervaard aan, zeker van haar macht. En de onderschout stond er, het hoofd wat naar voren, als een stier die stoten wil. Zijn ogen werden wat troebel, maar z’n drift bedwong hij met grote inspanning. Toen keerde hij zich om en verliet met dreunende stappen de herberg. Anna Swaerdemaeckers sloot even de ogen en drukte de vuisten tegen haar slapen...
Er kwamen veel gasten voor het middagmaal. Talrijke retourschepen uit Oost-Indië waren thuisgevaren, toevallig ook veel Straatvaarders en lijnboten op de Oostzeelanden. De reders wilden zo snel mogelijk berichten van hun kapiteins hebben en die werden het beste verteld tijdens een goede maaltijd.
In de keuken stond als een bedaarde bevelhebster de forse Sjoukje Jaspersdochter Colenbrander en gaf haar bevelen aan de keukenhulpen Ariaentje Hendriksz en Cae Buytenwegh, die in de vroege ochtend nog tijdig door Jannegie Pietersdochter waren gehuurd om in 'De Lenteblom’ te komen helpen. Wegens de drukte met de haring had Anna Swaerdemaeckers het aantal schotels beperkt tot krachtige vleessoep, gekookte zalm, rundertongen, kapoenen, speenvarkens en reebouten. Daaruit moesten de gasten nu maar kiezen en als zij dachten
25