‘Dit. Ik wil commissaris worden. Roep daarom een buitengewone aandeelhoudersvergadering bijeen. Dan kunnen we zien of ze de ouwe Koerlander reeds als een fossiel beschouwen.’
Hij gaf geen antwoord. Stond weer op om naar zijn Francina uit te kijken. Nam weer een sigaret en begon te ijsberen. Na een paar minuten hervatte ik het gesprek.
‘Het schijnt je niet zo aan te lokken om je vader weer actief te zien in Koerlanders Zeep.’
‘Nee, nee, vader, dat is het niet. Ik weet hoe u het al die jaren hebt geklaard.’
‘Dan is het je vrouw, beste jongen.’
In de roos - want hij zweeg. Ik stond op, ik wilde vertrekken. Hij protesteerde niet omdat hij begreep dat ik hem z’n gezicht niet wilde laten verliezen tegenover Francina. Hoofddirecteur van een grote zaak en dan wil die ouwe vader weer gaan regeren! Over haar man en zijn werk. Wég invloed van Francina, wég het ontzag van de kennissenkring, wég mooie reizen naar het bui-teland als vrouw van de directeur. Allemaal opeens verdwenen. En daarvoor in de plaats die taaie ouwe Koerlander met z’n jiddisjkat. Ik wilde iets doen voor m’n Chaim. Zei daarom:
‘Wil ik met Francina praten?’
Hij pareerde als een geoefend zwaardvechter. Een prettig antwoord voor een sentimentele vader.
‘Ik ben een Koerlander, vader.’
Langzaam verliet ik de kamer. Hij vergat de eerbied niet. Hielp me in m’n zomerjas, begeleidde me tot het portier van de Bentley. Maar... zwijgend.
Zijn chauffeur reed me naar Wassenaar. En zijn Francina had zich gedrukt bij de kapper.
98