meerd dat hem interesseerde. Hij stond dus op, slenterde naar buiten, keek een beetje naar het ontluikende leven in zijn tuin en via de voordeur bereikte hij stiekem zijn werkkamer.
Daar zat ik dan in mijn mooie antieke leunstoel achter mijn Louis XV-schrijftafel. Twee cadeaus van Debbie voor twee verjaardagen. En gekocht van Debbies eigen vermogentje. Haar bruidsschat. Hildesheimer geld!
Ik begon te denken. Dat Hildesheimer geld was de vonk die de kettingreactie van gedachten op gang bracht. . .
Debbies bezit heb ik nooit nodig gehad. Er zijn wel eens tijden geweest in mijn zakenleven dat ik weinig kasmiddelen had. Dan praatte ik vrijuit met mijn belangrijkste goederenleveranciers en zij verlengden hun kredieten. Of ik sprak met mijn bankier en ondanks een beroepsmatig bedenkelijk gezicht verleende hij me een krediet. Ik vroeg een ruime tijd, zodat ik op tijd kon aflossen. Op tijd aflossen, dat is de kern van het krediet vragen en geven. Hoeveel speelt maar een bijrol, want krediet is vertrouwen. En vertrouwen bewaart men alleen door niet te overvragen en op de dag een aflos-singsbelofte na te komen.
Ik ben blij nooit aan Debbie te hebben moeten vragen. Een man die z’n vrouw te hulp moet roepen verspeelt zijn prestige. Toen mijn jongens meerderjarig werden heb ik ze dat verteld. Met eenvoudige woorden. ‘Stel je vrouw veilig en ga alléén kapot. Ga dan weg en kom terug met geld.’
Ik heb dit geleerd uit mijn vaders leven. In de Eerste Wereldoorlog gingen de golven te hoog. Het bedrijf strandde, maar sloeg niet stuk. Vader vroeg noch zijn
77