‘Zeg alles af. Ik ga met hem een borrel drinken en eten.’
Hem, dat was ik. Floris is van boerenafkomst en soms komt dat te voorschijn. Er was een tijd dat boeren onder elkander geen meneren kenden. Het ‘hem’ was daarvan overgebleven.
‘Dat kunt u niet doen. U hebt vanmiddag een belangrijke conferentie, meneer Waerdein.’
‘Zeg maar dat ik plotseling nog belangrijker besprekingen had. Buitenshuis. Bovendien is die borrel met hem veel dringender. Olga, je weet niet half hoe belangrijk en dringend zo’n borreltje soms kan zijn. Je klaart het wel en zeg maar dag met je handje.’
Daarmee was statige Olga uitgeteld. Met het hoofd in de nek en of ze een stok had ingeslikt keerde zij zich om en verliet het kantoor. Ik zag dat Floris haar nakeek en voor zich heen glimlachte. Vandaag weet ik nog niet zeker of deze Olga soms de verleiding was die Floris vreesde. Dat kan en dat kan niet, ik hoorde Debbies stem en ik was blij dat er op mijn weg geen draaiend gatje was verschenen.
Ik keerde terug naar Wassenaar. Een beetje laat, want Floris is een gezellige kerel. Bijna kregen wij woorden omdat hij het hele gelag betalen wilde en ik er niet van hou te worden vrijgehouden. We besloten tot een compromis. Nu, hier in Amsterdam, betaalde hij alles en ik zou aan de beurt komen na ons volgend gesprek inzake onze strategie tegen Grant, Cooper & Grant. Ik glimlachte in de trein wat voor me heen. Nu reeds een strategie uitstippelen tegen een machtige groep cosmetica-jongens, die er nog geen notie van hadden dat een stel
68