zijn grote ervaring beschikbaar zal willen stellen van de cosmetica-industrie. De krantenjongens hadden weer kopij, een makkelijke middag op mijn receptie met veel drinken en lekkere hapjes aan het vrije buffet. Ook een zorg, een beetje minder vennootschapsbelasting in ieder geval. En ik maar rondwandelen in die volle zaal. En maar handjes geven en me maar verwonderen waar sommige knapen al die sherry en die geraffineerd lekkere dingetjes lieten.
Ik deed mijn ogen even open om te zien hoever Deb-bie gevorderd was met haar ongeduld. Ze zat naar me te staren met grote, toch wel wat angstige ogen. Zo moet vroeger een priesteres hebben zitten kijken naar een of ander orakel. Ik glimlachte haar toe. Glad verkeerd. Ik had omfloerste ogen moeten krijgen en dat willen verbergen achter mijn handen. Dan had ze kunnen opstaan en mijn hoofd tegen haar boezem drukken en maar zeggen: Het komt wel goed, Mare, met Gods hulp komt het wel goed. En dan had ze nog eens lief over mijn haren gestreken en op mijn wangen gezoend.
En dat bedierf ik nu op slag met mijn opgeruimde glimlach.
‘Waarom lach je?’ stoof ze op. ‘Zegt het je niks wanneer de zaak in handen komt van Titus?’
‘Nou, nou, Debbie. De jonge Liepmann vergelijken met Titus, de tempelverwoester? Veel te veel eer voor hem.’
‘Zeg dan wat! Je lijkt tegenwoordig een klomp ijs. Voor niets meer warm te krijgen. Voor niets!’
‘Niets? Ben jij dan niets?’ vroeg ik een beetje sardonisch.
‘Nou ja, ik ben je vrouw,’ zei ze en schuifelde onrustig in haar stoel.
22