voor moeder een ongeluk mee naar huis moet brengen, nou, Egbert Jan hebben ze met de gummiknuppel bewerkt. Niet zo mooi.’
‘Ligt hij in het ziekenhuis?’
‘Nee, maar wel in bed. Ik ga hem straks bezoeken.’
‘Dan ga ik met je mee. Ik heb verlof tot vanavond twaalf uur. Hoe is het met m’n aquarel? Hij heeft het geld zeker niet zo hard nodig.’
‘Dat heeft hij wel, vader. Maar hij kan er nog geen afstand van doen.’
‘Zo geweldig is dat ding nu toch ook niet.’
‘Vader, daar hebt u geen verstand van. Van kisten zeep kan je vlugger afstand doen dan van een kunstwerk. Ik moet ook altijd vechten om af te leveren. Het is net of je een kind verkoopt, een stuk van je zelf.’
Ik voelde opeens dat ik hem niet begreep. Ik had wel eens gehoord dat er zoiets bestond bij kunstenaars, maar wanneer een kunstwerk een eigen kind wordt, dan zijn er veel, heel veel artiestenmongooltjes op de wereld.
Ik stond op. Ik wilde opeens de hele woning zien, nieuwsgierig gemaakt door zijn herboren woonkamer. David rees ook op om me voor te gaan. Gedienstig opende hij zijn slaapkamer. Die was ook keurig ingericht. Ook hier zag ik de vrouwenhand. En ik zag ook maar één bed. Ik knikte zo goedkeurend als een ervaren controleur van het stamboekvee. Vooral om dat ene bed.
‘Het lijkt me toe, dat je een hoop geld verdient, Davidje.’
‘Nee, vader, dat is van uw kapitaal. Ik heb een paar Koerlander Zeepjes verkocht. Staan lekker hoog, hè?’
Opeens werd ik teruggebracht naar Chaim. Naar de fusie. Naar Floris Waerdein. Naar de langzaam opkrui-
121