hield hij vast opeen geklemd en hij ademde zwaar.
Ik vocht even met de opwelling hem jiddisj te verwelkomen met ‘Was iesj’? maar ik besefte dat dit een anticlimax zou zijn. En zweeg.
Debbie nam het onmiddellijk over met:
‘Welkom, welkom Ruben. Dat is een verrassing.’
Hij rukte zijn hoed van zijn hoofd en hing die op mijn uitgestoken hand alsof het de kapstok was. Toen zoende hij Debbie op beide wangen. Lenie deed een stap achterwaarts, haar onderbewustzijn gebood haar te ontsnappen aan deze opgewonden man. Ik herstelde en aapte Debbie na.
‘Welkom, Ruben, dat is een verrassing.’
Alsof wij er opeens niet meer waren, stapte hij onze woonkamer binnen, keek snel links en rechts. Wij waren gevolgd, daarna riep hij eindelijk:
‘De slappeling. Hij heeft hem losgelaten!’
‘Wie?’ vroeg ik.
‘Lages. Willy Lages de killer, de bloedhond. Dat moet met excellentie aangesproken worden. Excellentie - dat betekent voortreffelijkheid -, uwe voortreffelijkheid heeft een massamoordenaar losgelaten in plaats van hem op te hangen op de Dam van Amsterdam.’
Ik sprong in de bres voor Zijne Voortreffelijkheid, omdat eerbied voor de overheid joods is en sterk leeft in de Koerlanders.
‘De man heeft een ernstige hartkwaal en is stervende, zegt men.’
‘Hoeveel joden hadden hartkwalen? Hoeveel stervenden zijn op brancards weggevoerd om te worden vergast? Hè, Mare Koerlander? Hoeveel? Duizend? Tienduizend?’
103