‘Waar is Ferdinand?’
‘Hou op, stuk ongein.’
‘Ik hou op zodra je me alles hebt verteld.’
Ik ging door mijn knieën en vertelde van Chaim en Liepmann en Floris Waerdein. Ze bleef luisterend liggen, maar toen ze antwoordde ontvouwde ze haar handen en pakte nonchalant een bonbon. Kauwend maar duidelijk zei ze:
‘Nar, als de kaarten zo liggen moet je ze laten liggen en niet spelen. Zeg maar tegen je partner dat je fout gegeven hebt. Je neemt het andere spel en deelt opnieuw uit.’
‘Wie is dat andere spel?’ vroeg ik bekoord door haar symboliek.
‘Salomon.’
Ik stond opeens recht overeind. Ze bleef liggen, nam een tweede bonbon, maling hebbend aan de lijn.
‘Salomon?’
‘Ja. Hou het in de familie. Salomon is bankier. Een groot bankier. Bel hem.’
Het was ernst. Debbie is zuinig van aard maar soms kan ze alle rekenarij opzij zetten. Vooral als het gaat om de verdediging van het nest en de jongen.
‘Goed. Maar wat zal ik hem zeggen?’ vroeg ik onzeker.
‘Ben je Koerlander af?’ vroeg ze ijzig en pakte een derde bonbon, waaruit ik kon opmaken dat ze nerveus was.
Ze had raak geslagen. Zo raak als ze soms een mug vernietigt met de vliegemepper.
Mijn orakel stond op.
‘Ik ga naar bed. Nog wat lezen. Na je telefoontje kom je nog wel bij me zitten, niet?’
iox