Dina ondervond het meer dan Joseph, die zich op zijn werk wierp en voor de gezindheid van zijn mensen geen tijd en geen aandacht had. Dina was soms heel alleen in het grote doktershuis met de marmeren gangen, de koperen knoppen en de glanzende trapleuningen. Het jonge dienstmeisje uit een arbeidersgezin in het dorp, dat haar al gauw warm toegedaan was, kon haar niet uit haar eenzaamheid verlossen, omdat Dina te gesloten was voor veel gesprekken en het meisje te verlegen om haar genegenheid anders te uiten dan door de dagelijkse daden van behulpzaamheid. De spaarse notabele bezoeksters werkten eerder als controleurs op haar in dan als mogelijke toekomstige vertrouwden. De patiënten, die Joseph kwamen raadplegen, of de familieleden van zieken, die hem kwamen halen, was het alleen om dokter te doen en niet om dat schimmige vrouwtje.
Maar toen ze in het begin van haar zwangerschap was, en de vrouw van de notaris haar een keer in alle bleke akeligheid aantrof, was er tenminste één, bij wie ze voorgoed alle onvoorwaardelijk-moederlijke gevoelens had opgewekt. Dat jonge dokters vrouwtje mocht dan al een Jodenvrouwtje zijn, och Heer, in zwangerschap en kinderen-krijgen waren alle vrouwen gelijk. Ze wist het zelf nog veel te goed, hoe je je kon voelen, uit de tijd toen ze haar jongen verwachtte, die nu in Indië was en wiens kinderen ze misschien nooit zou zien. Zij zou wel naar haar om-60