„Ga maar,” fluisterde ze. „Nu moet ik alleen zijn met vader.”
„Ik kom terug,” zei hij.
Bij de deur keek hij om naar haar. Hun blikken grepen in elkaar, - haar pleidooi, haar heimwee, -zijn verrassing, zijn bewondering. Maar toen hij de deur achter zich gesloten had, wist ze, dat hij met evenveel verrassing en bewondering zou hebben gekeken naar een jongen, die voor zijn vrijheid vocht.
*
Hij ging niet naar huis. Nu, meer dan ooit, moest hij ruimte hebben, nu een ruimte zich begon te openen, waarvoor hij mee had helpen vechten.
De grachtjes en straatjes, de boog-bruggen en gevels en luiken, lagen al gauw achter hem; het groene land met de weiden, de sloten, de bloeiende bermen en de enkele boomgaarden lagen voor hem open.
Het was nog licht geweest, toen hij bij Dina’s vader binnen was gekomen om voor de zoveelste keer het gevecht met hem te beginnen. Nu was het donker, op het zwakke maanlicht na, dat aan de sappige landen een tevreden glans gaf. Hij had het klinkerpad verlaten, waar overdag de boerenkarren over ratelden en schokten; nu maten zijn lange benen de gebarsten paden, waar wekenlange zonneschijn de 44