Dina, ademloos, liet het handwerk rusten in haar schoot. Hij kénde het resultaat van haar ouders’ opvoeding niet eens, - hij kénde haar niet, - hij zou haar wel nooit kennen. Hij zou wel trouwen met de forse, gezonde vrouw van haar dromen, en haar zou hij wel blijven zien als een dochter tussen twee ouders.
Nu was er de stem van haar vader.
„Ze is een goede dochter, - dat hebben we bereikt met die opvoeding, die zozeer je afkeuring wegdraagt.”
„Is ze alleen in de wereld om een goede dochter te zijn?”
Dina dacht: „Nee, - ze wil ook een vrouw zijn. Ze wil jouw vrouw zijn,” - en ze schaamde zich om die gedachte, en nog meer om de gedachte, die volgde: nu binnenkomen in de kamer, waar Joseph met haar vader sprak, en hardop zeggen dat ze een vrouw wilde zijn, - Josephs vrouw, - dat ze wèg wou van hier en met Joseph mee, naar het eind van de wereld. In werkelijkheid zat ze zonder beweging, met koude handen en scherp-luisterende oren.
Na een scherpe, luide uitbarsting van haar vader, die geen antwoord was op Josephs vraag, hadden de stemmen zich gedempt tot onverstaanhaarbeid. Flarden van zinnen drongen tot haar door, maar er was geen betekenis in die flarden; veel luider dan wat uit die andere kamer kwam, was het bonzen van haar 40