perd door de omstandigheid, dat hij student was en eens een geëerde plaats onder de notabelen in zou nemen. Zulke mensen konden zich meer veroorloven dan anderen, zelfs als ze jong waren en geen begrip hadden van wat hoorde.
Gebogen over een handwerk in haar kamertje, liet ze het vage gerucht van die stemmen tot zich doordringen: Josephs jonge, warme, pleitende stem, en die van haar vader, soms voorzichtig-beheerst, soms ongeduldig uitschietend. Josephs stem te horen was een vreugde; Josephs stem te horen in pleidooi voor haar vrijheid, tegen de begeleiding van haar vaders stem, was muziek. Het leven was al beter geworden, hoe zorgvuldiger - en zorgvuldiger dan tevoren -haar gevangenschap ook bewaakt werd.
„Wat ik weten wil, is dit:” - de vader sprak nog kalm, - „wat gaat het je aan? We hebben haar tot nu toe zonder je hulp kunnen op voeden, - voortaan hoop ik het ook te kunnen.”
„Weet u zeker, dat u haar hebt kunnen opvoeden?’ „Wel...,” - het krachtige woord, dat hij zeggen wilde, slikte hij nog in, - „twijfel je daar soms aan? Bevalt het resultaat je niet, - meneer de student?” „Het resultaat,” - er was een aarzelende stilte, -„ik ken het resultaat niet eens, en niemand kent het, omdat niemand er aan toe komt, Dina zélf te zien. Meer dan een dochter tussen twee ouders krijgt niemand te zien.”