en verried niets van de dingen, die geen mens ter wereld weten mocht. Dit wist ze duidelijk genoeg: dat hij haar niet zag, - dat hij haar alleen maar naar de vrijheid wou helpen, - dat het zorgvuldig borstelen van haar mooie haar, het aandachtig kiezen van het meest-flatterende kleed vóór ze hem zou ontmoeten, allemaal nutteloos was en dat ze net zo goed het ouwelijke huisjaponnetje en het huishoudelijke schortje van de morgen aan had kunnen houden. Daardoor, gelukkig maar, verliet haar in zijn aanwezigheid de beklemming van haar dromen, en kon ze vrij en onbelemmerd met hem spreken.
Er waren kleine schermutselingen tussen Joseph en haar vader. Niet altijd was ze daarbij, - soms werd ze als een klein kind weggestuurd, - maar altijd wist ze, wat er gesproken werd. De dingen, die Joseph hem duidelijk wou maken, waren zó uit een andere wereld, dat er geen taal was, die als bemiddelaar kon dienen: twee vreemden, uit verre werelden met onvertaalbare talen, stonden tegenover elkaar. Josephs taal was de hare, - Josephs wereld was de hare, - en als afgezant uit die wereld bevrijdde hij haar al. Of hij iets bereikte bij haar vader, was niet belangrijk; ze was gelukkig om de schermutseling zelf, al maakte die haar toestand in werkelijkheid soms moeilijker dan tevoren. Wat er bij haar vader on veranderlijk achterbleef van die ontmoetingen was: een diepe afkeuring van die eigengereide jongen, alleen getem-38