HOOFDSTUK III
De muur van pluche en mahoniehout was kunstig gebouwd, vele geslachten geleden al, en werd als een heiligdom bewaakt door de vader, die geloofde, een paladijn der eerbaarheid te zijn. Eén studentenvakantie was niet genoeg, om er ook maar een kleine scheur in te maken.
Misschien zou het gelukt zijn, als Joseph de maag-denrovende ridder was geweest, die te vuur en te zwaard zijn doel nastreefde. Hij was dat niet. Om te roven moest je wensen te bezitten, - en hij was niet eens verliefd op Dina. Hij was verliefd op ruimte en vrijheid, voor zich en ieder ander, en omdat zij de ruimte en vrijheid niet op eigen kracht bereiken kon, zou hij haar helpen tot het goede eind, zoals hij ieder ander, jongen of meisje, zou hebben geholpen.
Roven, - waarheen? Wat had hij haar te geven, als hij haar uit de gevangenis weghaalde? Maar zoals een mus, die met zijn dagelijks bezoek aan de ge-vangenis-binnenplaats de gevangene in zijn cel voor innerlijke ondergang behoedt door hem te herinneren aan vleugels, hoge luchten en vrijheid, - zo maakte hij voor Dina de lucht zuiverder en de ruimte wijder door de pogingen, de vruchteloze pogingen 36