van, - maar zéker na zonsondergang stuurde je een meisje niet alleen over straat, zeker niet, als er enkele huizen van de lappenwinkel af een koffiehuis stond.
Het verkleumde gezichtje van Dina kreeg een warmer kleur, toen ze Joseph zag; ze stak een hand uit en vroeg, met haar donkere, stille stem, de vraag van iedereen: of hij al vakantie had. Haar vader informeerde naar de vorderingen van zijn studie, en Joseph antwoordde geduldig. Haar moeder, altijd onzeker wat een nette vrouw moest zeggen en wat niet, koos de veiligste weg: na de begroeting zweeg ze. En zo zou het gesprek in de kleine kamer zich voor de rest van de avond beperkt hebben tot een interview over de medische studie, als Lina en haar moeder hun werk in de keuken niet gauw beëindigd hadden en het tweegesprek naar zijpaden hadden afgeleid.
Het was nauw in de kamer. Joseph had vergeten, dat het er zó nauw kon zijn; hij had ook het bestaan van Dina en haar ouders vergeten, evenals de mate van vervelendheid der ouders. Hij keek af en toe wat onthutst naar de canapé, waar de beide vriendinnen en Dina’s moeder op zaten, en naar de gezichten rondom de tafel. O, het was héél nauw.
Toen de vriendinnen naar Lina’s kamertje verdwenen waren, werd het hem nog nauwer. Hij mompelde iets van een kijkje nemen in het stadje en nam de vlucht, bijna tastbaar gevolgd door de misprijzende blik van Dina’s vader.
3i