VI
berochous, tot hun kennis van het Hebreeuwsch het tot iets vanzelf-sprekends maakt.
Volledig is dit boekje niet. Ik heb niet volledig kunnen en willen zijn. Niet kunnen zijn, omdat het Joodsche leven te rijk is, om het heelemaal te kunnen bespreken. Niet willen zijn, omdat ik sommige geschie-denissen, berochous of uitleggingen niet geschikt vond voor de kinderen. Mocht het sommigen bevreemden, dat het een of ander onbesproken of vluchtig be-sproken is, — ik hoop later voor oudere kinderen een verhaal te schrijven, waarin dieper op alles wordt ingegaan.
Ik wilde ook nog wat zeggen tot de ouders, die het boekje in hun huisgezin willen gebruiken.
Jaap en Eva zijn twee Joodsche kinderen, zooals alle Joodsche kinderen kunnen zijn. En Vader en Moeder zijn Joodsche ouders, zooals alle Joodsche ouders kunnen zijn: ouders, die antwoord geven op alle vragen, die in de hoofdjes van hun kinderen op-komen, en die hun antwoord eenvoudig en goed wil-Ien geven. Die volop meeleven in alle gebeurtenissen en gebeurtenisjes in het leven van hun kinderen.
Zoo kunnen alle ouders zijn. En zoo gelukkig als Jaap en Eva kunnen alle Joodsche kinderen worden.
Maar dan moeten de ouders weten, dat hun kin-deren vol, overvol met vragen zijn. Met vragen, die dringend verlangen naar antwoord. En dat ant