V
spreuk, die levende kinderen in doode dreunmachines verandert. En dat is een heel droevige verandering. Want levende kinderen, met hun fijn tastgevoel op alle gebied, maar vooral op het gebied van Joodsch weten, — levende kinderen zijn een heerlijkheid. En doode dreunmachines zijn vreeselijk.
Hoe ik me dan de berochousvertaling denk?
Ik heb gemerkt, dat bijna alle kinderen het woord ״geloofd” beschouwen als gevormd van het werkwoord ״gelooven”. Daarom moet ״boroeg atto” anders ver-taald worden. B.v. ״U wordt geprezen”. En dan eens een kind, dat erg goed oppast, een pluimpje geven, en zeggen: ״Zie je, nu prijs ik jou. Nu word je geprezen”. Of ze dan gauw in de gaten hebben, wat ״boroeg atto” beteekent!
Dan heb ik wel eens hooren opdreunen: ״meleg ־— koningvan, hongoulom — de wereld”.
Beteekent ״meleg” dan ״koningvan”? Neem de twee woorden ״meleg” en ״hongoulom” dan samen!
״Bourei — scheppervan, perie — devruchtvan, hongeits — den boom”.
Ze begrijpen er niets van. Wél misschien, na gron-dige uitlegging: ״bourei — die heeft geschapen (ge-maakt), perie ho-ngeits — de vrucht van den boom”.
Maar dan staat de onderwijzer, die berochous met de kleintjes wil vertalen, weer voor die vreeselijk moeilijke berochous als אשר יצל.
Nog eens, — ik zou wachten met het vertalen van