52
Jaap zat nog druk te likken. Zijn gezicht was heelemaal met pudding.
״Vader heeft zoo mooi gezongen vanmorgen," zei hij. ״Maar erg lang."
״Dat is geen zingen, hè Moeder? Als je de megillo voorleest, is toch geen zingen?” zei Eva.
״Nou,” zei Moeder, ״gewoon voorlezen was het toch ook niet."
״Nee,” zei Eva, ״het was net zoowat, zooals de gazzen de touro voorleest. Maar een beetje anders. — Maar Vader is ook geen échte gazzen!"
״Nee," zei Moeder, ״Vader heeft het thuis nog eens voorgelezen, omdat wij het toch ook moesten hooren, en omdat ik vanmorgen niet naar sjoel kon gaan.”
״Het was geen voorlezen,” zei Jaap met zijn pudding-gezicht, ״want voorlezen is veel prettiger. En het was zoo lang.”
״En toch was het een verhaal, dat Vader voor-las,” zei Moeder. ״Maar het verhaal was in ’t Joodsch, en dat begrijp je later pas."
״Was ’t een mooi verhaal?" vroeg Jaap.