43
gon toen voor de Joden een heel nare tijd. Ieder jaar, als het weer 10 Teiweis is, denken we daar weer aan. Zie je, altijd als we aan die nare din-gen moeten denken, vasten we: op 17 Tammoez, omdat er toen ook net zoo iets gebeurd is met Jerusalem. En op 9 Aav, omdat Jerusalem en de tempel toen heelemaal kapot zijn gemaakt door vreemde soldaten. Er zijn nog veel meer vasten-dagen: die van Gedaljo, dan denken we aan iets heel leelijks, dat de Joden gedaan hebben: er was een man, die de baas was over de Joden in Ke-naan, en die heel goed voor hen was. En toen hebben een paar Joden dien goeden Gedaljo dood• gemaakt. Daar hebben we ieder jaar weer verdriet van, en daarom vasten we dien dag, ■— den dag na Rousj Hasjono. — En dan ת^נית אסתר — die geschiedenis ken je wel, hè?”
״Nou!” zei Eva. ״Vertelt u hem nog eens." ״Later,” zei Vader. ״Als ’t weer Poerim wordt.” ״U hebt יום כפור vergeten!” zei Eva.
״O ja,” zei Vader. ״Maar dat is niet, om aan iets verdrietigs van vroeger te denken. Dan vasten we, omdat we zoo’n spijt hebben van alleleelijke dingen, die we gedaan hebben.”