38
droevige geschiedenis. Maar gelukkig is het goed afgeloopen. Luister maar.”
״De Joden woonden toen wel in ons eigen land, maar ze hadden niet hun eigen koning. Er waren andere menschen gekomen, — die heetten Grie-ken, — en die waren de baas in het Joodsche land. Als die Grieken nu maar goede menschen geweest waren. Maar zie je: ze waren erg knap en konden heel mooie dingen maken, — mooie huizen en mooie beelden. En daardoor dachten ze, dat ze alles konden. Dat ze eigenlijk zelf wel beelden konden maken, die hun god waren.”
״Afgodsbeelden, — weet ik wel,” zei Eva.
״En dan bogen ze voor die beelden, zooals wij wel eens voor God buigen. En ze gaven van wat ze hadden, — van hun dieren, die ze anders zelf gebruikt hadden, — aan die beelden, zooals de Joden vroeger aan God gaven."
״Offers,” zei Eva. Als Eva wat wist, kon ze 't maar niet voor zich houden.
Vader lachte even.
״Ja, offers. En omdat ze zoo knap waren, dach-ten ze—”
״Hoe kun je nou knap zijn, als je denkt, dat